Periode 4 week 1 Goedgebekt 1 taak 1

Periode 4 week 1: extra Goedgebekt: uitdrukkingen/gezegden/woordenschat 
Goedgebekt deel 1 2F  taak 1 
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Periode 4 week 1: extra Goedgebekt: uitdrukkingen/gezegden/woordenschat 
Goedgebekt deel 1 2F  taak 1 

Slide 1 - Slide

Vooraf: 
Welke, gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen herken jij?

Slide 2 - Slide

Belofte maakt......
timer
0:15

Slide 3 - Open question

Jong geleerd, .........
timer
0:15

Slide 4 - Open question

De appel valt niet ver.........
timer
0:15

Slide 5 - Open question

Na regen komt.....
timer
0:15

Slide 6 - Open question

Liefde maakt....
timer
0:15

Slide 7 - Open question

Uit de doppen....
timer
0:15

Slide 8 - Open question

Een speld in de hooiberg.....
timer
1:00

Slide 9 - Open question

Tijd is.....
timer
0:15

Slide 10 - Open question

Met vuur....
timer
0:15

Slide 11 - Open question

Iemand iets op de mouw....
timer
0:15

Slide 12 - Open question

Hoe kun je achter de betekenis van een uitdrukking of gezegde komen?

Slide 13 - Open question

Goedgebekt zijn
A
goed kunnen spreken/niet op je mondje gevallen zijn
B
een knap gezicht hebben
C
een rimpelloos gezicht hebben

Slide 14 - Quiz

Dit is een wassen neus
A
dat stelt niets voor
B
dat is gelogen
C
dat is heel kwetsbaar

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Link

Een ongeluk komt zelden alleen
A
een ongeluk maak je zelden in je eentje mee
B
als er iets tegenzit, volgen er vaak meer tegenslagen
C
als je een ongeluk veroorzaakt, krijg je meestal veel steun

Slide 17 - Quiz

Met azijn vang je geen vliegen
A
als je een lastige klus moet uitvoeren, moet je een plan hebben
B
met onaardige woorden bereik je niets
C
je moet geen wartaal uitslaan

Slide 18 - Quiz

Mijn opa zei altijd: "arbeid adelt"
A
met hard werken kun je bereiken wat je wilt
B
van hard werken word je rijk
C
hard werken is goed voor je

Slide 19 - Quiz

Je moet geen appels met peren vergelijken
A
geen onvergelijkbare dingen met elkaar vergelijken
B
geen verschillen tussen mensen benadrukken
C
geen problemen zoeken

Slide 20 - Quiz

Die nieuwe salesmanages is "uit hetzelfde hout gesneden" als Ivo
A
heeft dezelfde vooropleiding
B
behoort tot hetzelfde ras
C
heeft dezelfde eigenschappen

Slide 21 - Quiz

Dat is "een teer punt"
A
een smerig zaakje
B
een gevoelige zaak
C
een duistere/sombere zaak

Slide 22 - Quiz

Zij willen iemand "de zwartepiet toespelen"
A
proberen een slecht product te leveren
B
proberen iemand erbij te betrekken
C
proberen iemand de schuld te geven

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Link

Wat het zwaarst is, moet het zwaarst wegen
A
wat het belangrijkste is, moet voorrang hebben.
B
voor iets wat moeilijk is, moet je hard werken
C
je moet niet om de waarheid heen draaien

Slide 25 - Quiz

Goed gebekt taak 1B 
Woordenschat; welke ken je al? 
mascotte, animo, boycot, parodie, bulletin, offerte, delict, dilemma, incident, pact 

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide