Via vervolg Thema 5 vakantie Hoofstuk 4 schrijven

Thema 5: vakantie 
H4 schrijven
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NederlandsVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 4

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Thema 5: vakantie 
H4 schrijven

Slide 1 - Slide

Doel van deze les
  • Je weet wat intensief lezen is en kunt dit toepassen.
  •  Je weet wanneer je een formulier in moet vullen.
  • Je kunt een formulier invullen in blokletters.
  • Je weet wat de persoonsvorm is in de zin en kunt deze in de tegenwoordige tijd, verleden tijd en voltooid deelwoord zetten.

Slide 2 - Slide

Herhaling: intensief lezen
Intensief lezen betekent dat je de inhoud van een tekst goed wilt begrijpen. Je leest de tekst in zijn geheel en je vraagt je af wat de belangrijkste boodschap is van de schrijver.

Slide 3 - Slide

Oefenen intensief lezen
Maak opdracht opdracht 7 op blz 149
LET OP!
De opdracht is lees eerst de tekst intensief!
Er wordt vaak gekozen om gelijk aan de vragen te beginnen, dat is de verkeerde volgorde met veel fouten als gevolg! Ivio zit vol met teksten. De ene keer staat er lees hem globaal door en de andere keer lees hem intensief.

Slide 4 - Slide

Formulieren invullen

Slide 5 - Slide

Geef een voorbeeld van een situatie in het dagelijks leven waarin je een formulier moet invullen:

Slide 6 - Mind map

Formulier
Een formulier is een gedrukt of digitaal document waarop bepaalde informatie moet worden ingevuld. Vaak moet je een formulier invullen als je iets wilt aanvragen of als jij je ergens voor wilt inschrijven.
Als je een gedrukt formulier met pen invult, moet je netjes schrijven, een fout kun je namelijk niet makkelijk vervangen.
Vaak moet je een formulier met blokletters invullen. Blokletters schrijf je los van elkaar. Blokletters zijn vaak beter leesbaar dan schrijfletters. 

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Oefenen formulier invullen
Maak opdracht 5 blz 162/163
en
opdracht 9 blz 172 t/m 174.

Slide 9 - Slide

Wat is de persoonsvorm in de zin?

Slide 10 - Open question

Werkwoordstijden; welke zijn er?
Hij loopt naar het strand
persoonsvorm tegenwoordige tijd
pvtt / 
ott
Hij liep naar het strand 
persoonsvorm verleden tijd
pvvt / 
ovt
Hij heeft naar het strand gelopen
voltooid tegenwoordige tijd
vtt
Hij had naar het strand gelopen
voltooid verleden tijd
vvt
Voltooid deelwoord bijvoeglijk gebruikt
VD BN

Slide 11 - Slide

Oefenen persoonsvorm
Maak de werkbladen!

Slide 12 - Slide

Evaluatie
  • Zijn de doelstellingen behaald?
  • Moet er nog ergens extra mee geoefend worden?
  • Is alles duidelijk uitgelegd? 

Slide 13 - Slide