Jagerstijdperk: doden van een dier schenkt diepe voldoening en die ervaring is ultieme zingeving, en dat is religie
Agrarisch tijdperk: religie volledig geïntegreerd in alles, en dus ook verbonden met oorlog en geweld.
Later: religie draait niet om wat je gelooft, maar wat je doet. Religie gaat dus over ethiek