LJ1 - unit 3.2 Vocabulary / LJ 2 - Unit 3.2 Grammar

Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 3
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation
1 / 29
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, k, gLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 90 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: Unit 3
1.
Lesopening / Lesson opening
2.
Lesdoel / Goals 
3. 
Mini-check
4.
Instructie / Instruction
5.
Begeleid inoefenen / Guided practice
6.
Zelfstandig werken / work independently 
7.
Evaluatie / Evaluation

Slide 1 - Slide

1. Lesopening/lesson opening LJ1/LJ2
LJ1: Take your English book and open it on page 103. Make exercise 21 and 22.
Ready? Check the assignments. Than open the app Quizlet and practise the words of paragraph 3.1 and 3.2 or take the word search of lesson 3.1 or 3.2.

LJ2: Take your English book and open it on page 144. 
 


Slide 2 - Slide

2. Lesdoel
Aan het einde van de les:
- kun je de toekomende tijd will + hele werkwoord gebruiken als iets in de toekomst gaat gebeuren
- Ken je een aantal onregelmatige werkwoorden
- Kun je korte antwoorden geven met behulp van het hulpwerkwoord. 

Leergebied overstijgende doelen:
Reflecteren
- Kijk eigen werk na en verbeter waar nodig
- Beoordeel of je de juiste prioriteiten hebt gesteld en geef aan welke gevolgen dit voor je planning heeft
Zelfstandig leren
- Zet je voor langere tijd in voor werk wat je moeilijk vindt, niet leuk vindt of als je afgeleid bent
- Reflecteer tijdens het werken op je gemaakte werk, door na te kijken, verbeteren en te bepalen welke doelen nog geoefend moeten worden

Slide 3 - Slide

3. Arrangementen + Mini-check
Verdiept arrangement (gemiddeld een 8 of hoger):
Luca

De rest doet mee met de mini-check!

Slide 4 - Slide

I .......... invincible (onoverwinnelijk).
A
will be
B
will am
C
will are

Slide 5 - Quiz

We .......... to the cinema.
A
will goes
B
will go
C
will going

Slide 6 - Quiz

Can they swim? (Yes)

Slide 7 - Open question

Do we walk a lot? (No)

Slide 8 - Open question

Wie maakt wat:
Had je alle vragen goed: dan mag je zonder instructie beginnen aan de opdrachten 19 t/m 21 blz 102 t/m 103.

De rest doet mee met de instructie. 

Slide 9 - Slide

FUTURE
=
TOEKOMENDE TIJD

Slide 10 - Slide

Je gaat leren de toekomende tijd te maken in het Engels.

Slide 11 - Slide

2 manieren
maar wat is het verschil?

Slide 12 - Slide

1 to be + going to + hele werkwoord
(am/are/is)
  • Je bent iets van plan;
  • Dat gaat zeker door;
  • Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
  • We vertalen het vaak in het Nederlands met 'gaan ..........'.

Slide 13 - Slide

Je weet nu hoe 'to be going to' werkt en wanneer je het gebruikt (als iets al vaststaat of je het vast van plan bent)
Dan is het volgende onderwerp aan de beurt:
will 

Slide 14 - Slide

2 will + hele werkwoord
  • Voorspelling;
  • Er is meer onzekerheid;
  • Gaat gebeuren in de nabije toekomst;
  • We vertalen het vaak in het Nederlands met 'zullen ........'.

Slide 15 - Slide

I think I will go to bed.
You will enjoy that cup of coffee.
Demirhan says he will help us.

We will be back in time.
I hope you will come to my party.
I hope that Janne and Timo will be back soon.


Slide 16 - Slide

WILL 
Je gebruikt een vorm van     will           wanneer..

1. iets in de toekomst gaat gebeuren;
      It will be dark soon.
2. je iets spontaan besluit te gaan doen.
      Alright then, I will help you in a minute.


Slide 17 - Slide

WILL
Je gebruikt een vorm van      will          bij..

3. een veronderstelling, belofte, aanbod, verzoek en voorspelling.
   He will not be on time. He never is.

Slide 18 - Slide

WILL 
Bevestigend
Ontkennend
Vragend
will + WW
She will help me.
Tekst


won't + WW
She won't help  me.


will + WW
Will she help me?


Slide 19 - Slide

WILL & SHALL
WILL
SHALL
Dit mag bij elk onderwerp (I, you, we, they, he, she, it) en bij elke soort zin (bevestigend, ontkennende, vragend).
Dit mag alleen bij I en we. Je mag het gebruiken bij een bevestigende of ontkennende zin, maar je moet het gebruiken in een vraagzin,

Slide 20 - Slide


Short Answers

Slide 21 - Slide

Short Answers
"korte antwoorden"
Short answers hebben iets weg van question tags.
- Ze beginnen altijd met Yes of No;
- Ze bestaan bestaan alleen uit het onderwerp en het werkwoord uit de vraag.

Slide 22 - Slide

Short Answers
"korte antwoorden"
Are they on their way?
Yes, they are.
No, they are not (aren't).

Slide 23 - Slide

but
Must the dog stay outside?
-Yes, it must.
-No, it doesn't have to
-No, it needn't.

Slide 24 - Slide

Is she at home? (No)

Slide 25 - Open question

Irregular verbs
Onregelmatige werkwoorden.

Dit zijn rijtjes die je uit je hoofd moet leren. Zie blz 144. 

Slide 26 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je maakt zelfstandig opdracht 19 t/m 21 op blz 102/103


Ben je klaar?
Dan kijk je de opdrachten na.
Daarna ga je de woordjes van 3.1 en 3.2 oefenen via quizlet of de woordzoeker

timer
1:00

Slide 27 - Slide

7. Evaluatie/Evaluation 
How was this lesson?
Do you have any questions about this lesson?

Homework on the next page. 


Slide 28 - Slide

Homework
Homework LJ1:                                   Homework LJ2:
Wednesday 26 January                  Wednesday 26 January
Unit 3.2 exercise 21 and 22           Unit 3.2 exercise 19 t/m 21



                  

Slide 29 - Slide