This lesson contains 26 slides, with text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Ecologie
§ 5 Ecologie
*Herhaling
Slide 1 - Slide
Ecologie herhaling
Het gaat over de relaties tussen organismen en hoe ze elkaar beïnvloeden.
Slide 2 - Slide
-In een voedselweb of voedselketen is ieder organisme een schakel
Slide 3 - Slide
Slide 4 - Slide
Dieren zijn altijd consumenten
producenten
consumenten van de 1e orde (planteneters)
consumenten van de 2e orde (vleeseters)
planten zijn altijd producenten
Slide 5 - Slide
Voedselketen:
Producenten en consumenten
Consument van de eerste orde
Consument van de tweede orde
Consument van de derde orde
Consument van de vierde orde
Producent
(altijd fotosynthese) in de bladgroenkorrels/groene delen
Slide 6 - Slide
of algen
uit energiearme stoffen zoals water en co2
Slide 7 - Slide
Reducenten
Bacteriën en schimmels ruimen dode organismen
op. --> reducenten
Hierbij komen belangrijke voedingsstoffen vrij voor
de planten
Slide 8 - Slide
fotosynthese
- Bij fotosynthese maakt de plant gebruik van energiearme stoffen om energierijke stoffen te maken.
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Video
Producenten, consumenten en reducenten
Producenten: Zijn planten
Consumenten: Planteneters, Alleseters en Vleeseters
Reducenten: Schimmels en bacteriën
Slide 11 - Slide
Energierijke stoffen
De plant maakt glucose door fotosynthese.
Glucose is een energierijke stof. Andere voorbeelden van energierijke stoffen zijn koolhydraten, eiwitten en vetten.
In energierijke stoffen zit energie.
Alle energierijke stoffen samen = biomassa
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Video
Verbranding
In een plant vindt verbranding plaats. Bij verbranding reageert een energierijke brandstof met zuurstof. Daarbij komt energie vrij. In alle cellen van organismen vindt voortdurend verbranding plaats.
De belangrijkste brandstof voor planten, dieren en mensen is glucose. Je kunt de verbranding van glucose zo opschrijven:
Verbranding vindt dag/nacht plaats en in alle organismen
Slide 14 - Slide
Abiotisch Biotisch
Abiotische en biotische factoren= Ecosysteem
levende natuur
niet levende natuur
Slide 15 - Slide
Niveaus van ecologie
individu
één enkel organisme
populatie
individuen van hetzelfde soort in een gebied die zich met elkaar voortplanten
levensgemeenschap
alles wat leeft in een gebeid
alle populaties in een gebied
ecosysteem
alle biotische en abiotische factoren in een gebied
de levensgemeenschap met abiotische invloeden
Slide 16 - Slide
Niveaus van ecologie
Individu: een organisme
Populatie: een groep individuen van hetzelfde soort in een bepaald gebied die zich onderling voortplanten
Levensgemeenschap: populaties van verschillende soorten in een bepaald gebiedvb een vijver, sloot
Ecosysteem: alle biotische en abiotische factoren in een gebied vb het bos
Slide 17 - Slide
Slide 18 - Slide
Slide 19 - Slide
Slide 20 - Slide
Slide 21 - Slide
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Vetplant met waslaagje
Waterplanten hebben geen waslaagje, ze zijn al in het water. Ze hebben dus geen aanpassingen tegen de droogte nodig.
Slide 24 - Slide
Waterplanten
in de modder van bodem en in het water is er weinig zuurstof
planten hebben als aanpassing Luchtkanalen in de stengels