2M week 23 les één

1 / 25
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Today...
1. Who is here?
2. Reading
3. What did we do the previous lesson?
4. Grammar recap
5. Stones
6. Exercises

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

timer
10:00

Slide 4 - Slide

What did we do in the previous lesson?

Slide 5 - Slide

Well done! We did a sheet about prefixes and suffixes

Slide 6 - Slide

Checking homework

NONE!

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Prefixes

Slide 9 - Slide

Prefixes
1. Wat zijn 'prefixes'?

2. Waar komen 'prefixes'?

3. Welke verschillende prefixes zijn er, en wat betekenen ze?

4. Hoe weet je welke prefix je moet gebruiken?

Slide 10 - Slide

Now: the suffixes!

Slide 11 - Slide

Prefixes
1. Wat zijn 'suffixes'?

2. Waar komen 'suffixes'?

3. Welke verschillende suffixes zijn er, en wat betekenen ze?

4. Hoe weet je welke suffixes je moet gebruiken?

Slide 12 - Slide

Go to page ninety-one

Slide 13 - Slide

Let's talk about linking words!

Slide 14 - Slide

Voegwoorden
Voegwoorden worden gebruik om twee zinnen samen te voegen (dus aan elkaar te plakken)

Ik heb gedoucht en ik heb boodschappen gedaan
Zij heeft een hond maar katten zijn haar favoriet

Slide 15 - Slide

Voegwoorden
De betekenis van de voegwoorden laat zien wat de verbinding is tussen de zinnen. Het is dus erg belangrijk om te weten wat de voegwoorden betekenen. 

Slide 16 - Slide

Voegwoorden
1. And
'En'
Een toevoeging aan de vorige zin.
Sofie likes to use Instagram 
She uses Snapchat 
WORDT:
Sofie likes to use Instagram and she uses Snapchat

Slide 17 - Slide

Voegwoorden
2. But
'Maar'
Tegenstelling met de vorige zin
I have to write a report
Our computer is broken
WORDT:
I have to write a report, but our computer is broken.

Slide 18 - Slide

Voegwoorden
3. Because
'omdat'
Geeft een reden aan van de vorige zin
I bought a new phone
I dropped my old phone on the floor
WORDT:
I bought a new phone, because I dropped my old phone .....

Slide 19 - Slide

Voegwoorden
4. If
'Als'
Een voorwaarde

Will you bring my glasses if you go downstairs?
If you don't book now, you won't get tickets

Slide 20 - Slide

Voegwoorden
5. Or 
'Of'
Er zijn meerdere mogelijkheden

Do you prefer white or black shoes?
I want the chocolade or the white chocolate one

Slide 21 - Slide

Voegwoorden

6. Until
'Tot(dat)'
Een actie wordt aan een tijd of afspraak verbonden

He was the head of the school until he retired in 1968
We are going to wait here until the rain stops


Slide 22 - Slide

timer
1:00
Do exercises 55, 56, 57

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide