What is LessonUp
Search
Channels
AI tools
Beta
Log in
Register
‹
Return to search
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
1 / 52
next
Slide 1:
Slide
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 1
This lesson contains
52 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden
Slide 1 - Slide
Planning
Persoonlijk voornaamwoord (herhalen)
Pauze
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 2 - Slide
Doel:
dat een persoonlijk voornaamwoord (p vnw) verwijst naar mensen, dieren of dingen;
weten wat het verschil is tussen persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord;
dat een bezittelijk voornaamwoord (bz vnw) een bezit aangeeft.
Slide 3 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Wat is dat?
Slide 4 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Slide 5 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Een persoonlijk voornaamwoord gaat over personen, soms ook over dieren of dingen:
Ze
gaat naar de tandarts.
Hij is nogal lui.
Zij zijn een dagje weg.
Slide 6 - Slide
Persoonlijk voornaamwoord
Je kunt een persoonlijk voornaamwoord ook vervangen met een naam.
Ze
gaat naar de tandarts.
Hij
is nogal lui.
Zij
zijn een dagje weg.
Lisa
gaat naar de tandarts.
Tom
is nogal lui.
Bart en Ruth
zijn een dagje weg.
Slide 7 - Slide
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Hij maakt een tekening'.
A
Hij
B
maakt
C
een
D
tekening
Slide 8 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Wij eten patat'.
A
Wij
B
eten
C
patat
Slide 9 - Quiz
Wat is het persoonlijk voornaamwoord?
'Hij gaat met hem naar de winkel'.
A
hij
B
met
C
naar
D
hem
Slide 10 - Quiz
Weet u de route naar Zwolle?
Slide 11 - Open question
Schenken jullie voor ons limonade in?
Slide 12 - Open question
Ik ga het morgen repareren.
Slide 13 - Open question
Ik geef een broek aan hem.
Slide 14 - Open question
Verzin zelf een zin met een persoonlijk voornaamwoord.
Slide 15 - Open question
Schrijf alle persoonlijke voornaamwoorden op die je hoort.
Slide 16 - Slide
Blooket
Slide 17 - Slide
Pauze
Slide 18 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Slide 19 - Slide
Bezittelijk voornaamwoord
Een bezittelijk voornaamwoord geeft aan van wie iets is. Het staat altijd vóór het zelfstandig naamwoord waar het bij hoort:
Met
haar
moeder.
Jouw
nieuwe tas.
Onze
vrienden.
Dit is
mijn
vulpen.
Slide 20 - Slide
Een persoonlijk voornaamwoord kan verwijzen naar een ding.
A
waar
B
niet waar
Slide 21 - Quiz
De boeken lagen op tafel. Ik heb ze meegenomen.
Slide 22 - Slide
Een persoonlijk voornaamwoord geeft aan dat iets het bezit is van iemand.
A
waar
B
niet waar
Slide 23 - Quiz
Slide 24 - Slide
Jouw en jou zijn allebei bezittelijke voornaamwoorden.
A
waar
B
niet waar
Slide 25 - Quiz
Jou en jouw
Jou = als persoon
Het gaat om de persoon zelf.
Ik zie jou.
Is dit voor jou?
Ik help jou graag.
Jouw = van jou
Het gaat om iets dat van jou is.
Er staat altijd een ding achter.
Is dit jouw tas?
Jouw fiets staat buiten.
Ik hou van jouw lach.
Slide 26 - Slide
Jou en jouw
Jou = als persoon
Het gaat om de persoon zelf.
Ik zie jou.
Is dit voor jou?
Ik help jou graag.
Jouw = van jou
Het gaat om iets dat van jou is.
Er staat altijd een ding achter.
Is dit jouw tas?
Jouw fiets staat buiten.
Ik hou van jouw lach.
Twijfel je? Je kan ook altijd 'u' invullen
Slide 27 - Slide
Vul in:
Is dit ... tas?
A
Jou
B
Jouw
Slide 28 - Quiz
Vul in:
Ik help jou graag met je huiswerk.
A
jou
B
jouw
Slide 29 - Quiz
'Jouw' is een persoonlijk voornaamwoord.
A
juist
B
onjuist
Slide 30 - Quiz
Is 'hij' een persoonlijk voornaamwoord?
A
Ja
B
Nee
Slide 31 - Quiz
persoonlijk voornaamwoord
Zij
geeft
de
kaarten
aan
ons.
Hebt
u
ons
gezien
tijdens
dat
feestje
van
hem.
Slide 32 - Drag question
Wat is een persoonlijk voornaamwoord?
A
Onze
B
Ik
C
Ons
D
De
Slide 33 - Quiz
Wat is géén persoonlijk voornaamwoord?
A
jullie
B
hem
C
zij
D
mijn
Slide 34 - Quiz
Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Ga je ook naar
zijn
feestje?
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
Slide 35 - Quiz
Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw
Slide 36 - Drag question
Het is hun geheim.
Deze zin heeft een bezittelijk voornaamwoord
A
Waar
B
Niet waar
Slide 37 - Quiz
Wat is geen bezittelijk voornaamwoord?
A
me
B
mijn
C
je
D
jouw
Slide 38 - Quiz
Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Je hebt
ons
niets verteld.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
Slide 39 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
Ik
haar
ga
naar
vanavond
haar
met
tante.
Slide 40 - Drag question
Wat is het bezittelijk voornaamwoord?
Dat is onze dierenarts.
A
Dat
B
is
C
onze
D
dierenarts
Slide 41 - Quiz
Persoonlijk of bezittelijk voornaamwoord?
Het was
ze
niet opgevallen dat Jeroen er niet was.
A
persoonlijk
B
bezittelijk
Slide 42 - Quiz
Welke van de onderstaande is een
bezittelijk voornaamwoord?
A
die
B
welke
C
mijn
D
ik
Slide 43 - Quiz
Ik heb de sleutels van Madelon geleend.
Het persoonlijk voornaamwoord is / de persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
ik
B
ze
C
Madelon
D
ik / ze
Slide 44 - Quiz
Zij kamt haar haar voor de spiegel.
Het persoonlijk voornaamwoord is... /
De persoonlijke voornaamwoorden zijn...
A
Zij
B
Zij, haar
C
Zij, haar, haar
D
haar
Slide 45 - Quiz
Persoonlijk voornaamwoord
Bezittelijk voornaamwoord
We
de
gaan
kermis
met
in
hen
hun
naar
dorp.
Slide 46 - Drag question
De woorden 'ik, me, u' zijn voorbeelden van persoonlijke voornaamwoorden.
A
Waar
B
Niet waar
Slide 47 - Quiz
Zijn de onderstaande woordjes persoonlijke of bezittelijke voornaamwoorden?
Sleep elk woord hieronder naar het goede antwoord.
persoonlijk voornaamwoord
bezittelijk voornaamwoord
hen
ik
jij
jou
jouw
mijn
onze
wij
uw
Slide 48 - Drag question
Kahoot
Slide 49 - Slide
Zelfstandig werken
Ga naar Learnbeat en maak de opdrachten over het bezittelijk voornaamwoord.
Slide 50 - Slide
Nabespreking
Welke vragen vond je makkelijk?
Welke vond je lastig?
Welk onderdeel onthoud je het beste?
Slide 51 - Slide
Afsluiting
Je weet nu:
Wat een persoonlijk voornaamwoord is;
Wat het verschil is tussen persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord;
dat een bezittelijk voornaamwoord (bz vnw) een bezit aangeeft.
Slide 52 - Slide
More lessons like this
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
February 2024
- Lesson with
17 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
Persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
November 2024
- Lesson with
12 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1,2
S25 - Het wederkerend en wederkerig voornaamwoord
March 2023
- Lesson with
21 slides
Nederlands
Secundair onderwijs
Les 20 - herhaling Grammatica §6 Pers. en bezit. voornaamwoord
November 2024
- Lesson with
19 slides
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica WS: pers. en bez. vnw
February 2024
- Lesson with
14 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
MH14 woe 16-1-2025
January 2025
- Lesson with
20 slides
Nederlands
Middelbare school
havo, vwo
Leerjaar 1
§ 8-Persoonlijk + bezittelijk voornaamwoord
March 2023
- Lesson with
23 slides
Nederlands
Middelbare school
havo
Leerjaar 1
persoonlijke en bezittelijke voornaamwoorden 1B vervolg
February 2024
- Lesson with
13 slides
Nederlands
Secundair onderwijs