El presente (regular e irregular)

• Spaans
• Middelbare school
• vwo
• Leerjaar 5

¿Cuántos grupos de verbos hay en español?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

En el presente, elke groep heeft zijn eigen vervoegigen.

1. SÍ
2. NO
3. No sé

Onregelmatige werkwoorden hebben andere vervoegingen.

1. SÍ
2. NO
3. Soms
4. Alleen de 1e persoon

Alle vervoegingen van werkwoorden met klinker verandering hebben een aangepaste stam.

1. SÍ
2. No
3. Alleen de enkelvoud vormen
4. Behalve 2 meervoud vervoegingen

HABLAR

LEER

ESTUDIAR

TRABAJAR

PENSAR

¿Qué significa VOLVER?

1. Komen
2. Gaan
3. Terug komen
4. Vertrekken

¿Qué significa SALIR?

1. Uitgaan
2. Gaan
3. Naar buiten gaan
4. Vertrekken

¿Qué significa DESAYUNAR?

1. Ontbijten
2. Lunchen
3. Avond eten
4. Eten

¿Qué significa QUERER?

1. Kunnen
2. Willen
3. Moeten
4. Iemand lief hebben

¿Qué significa PODER?

1. Kunnen
2. Willen
3. Moeten
4. Mogen

Escribe una frase.

levantarse, entender, ver,

pensar, decir, dominar,  confundir,

 ir, pasear, saber.