Woordsoorten

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoord
  • Voorzetsel
  • Telwoord
1 / 11
next
Slide 1: Slide
Middelbare school

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

Woordsoorten
  • Lidwoord
  • Zelfstandig naamwoord
  • Bijvoeglijk naamwoord
  • Werkwoord
  • Voorzetsel
  • Telwoord

Slide 1 - Slide

Lidwoorden
  • De
  • Het
  • Een

Slide 2 - Slide

Zelfstandig naamwoord
  • Namen (van personen, landen, steden, bedrijven, merken ... )
    Iris, Tom, Amsterdam, Hardenberg, Coca-Cola

  • Alle woorden die je kan verkleinen
    Stoel, tafel, school, gebouw, kind, vader, plan 

Slide 3 - Slide

Bijvoeglijk naamwoord
  • Een bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord.

      De rode auto, de vriendelijke man, het kleine meisje

Slide 4 - Slide

Werkwoorden
  • Doe-woorden 
    voetballen, werken, vinden, lachen, huilen, fietsen

    Ik-hij-wij-proef 
    (ik vind, hij vindt, wij vinden)
    (ik voetbal, hij voetbalt, wij voetballen) 

Slide 5 - Slide

Voorzetsels
  • Voorzetsels zijn woorden die je voor
            ... de kast   kan zetten, of voor
            ... de vakantie

in (de kast), op (de kast), langs (de kant), na (de vakantie), tijdens (de vakantie)

Slide 6 - Slide

Telwoord
  • Hoofdtelwoord
    Ik heb er ... (veel, weinig, tien, honderd, duizend)

  • Rangtelwoord
    Ik ben de ... (eerste, laatste, tiende, dertigste)

Slide 7 - Slide

Splitsbaar werkwoord (ook wel: scheidbaar werkwoord)
Als je een voorzetsel in de zin ziet staan, kan dat woord soms een onderdeel zijn van een werkwoord. In dat geval spreek je van een splitsbaar werkwoord. 

Bijvoorbeeld:
Ik zal je morgen opbellen.             werkwoord
Ik   bel   jou   op.             normaal gesproken zou 'op' een voorzetsel zijn, maar nu hoort het bij het woord 'bel' (samen: opbellen). Dat betekent dat het woord 'op' nu ook als werkwoord benoemd moet worden. 

Slide 8 - Slide

Welk werkwoord kan je opsplitsen (en is dus een splitsbaar werkwoord)?
A
Verblijven
B
Nakijken
C
Voetballen
D
Tekenen

Slide 9 - Quiz

Hoeveel splitsbare werkwoorden zie je hier staan? Omkleden, verdienen, verlaten, nakijken, opmeten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 10 - Quiz

Slide 11 - Video