WWG+NWG

1 / 10
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Leerdoelen

Je kent het verschil tussen het werkwoordelijk gezegde en het naamwoordelijk gezegde;

Je kunt bewust een werkwoordelijk gezegde en/of een naamwoordelijk gezegde toepassen in een eigen tekst.

Wat is het verschil tussen de twee gezegdes?

De (on)zin van de koppelwerkwoorden


Oefenen met het naamwoordelijk gezegde

Slide 2 - Slide

Zin
Een zin vertelt een verhaal in het kort.
Er wordt altijd iets gezegd.

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Allemaal vormen van 'zijn' 
zijn, worden, blijven, blijken, lijken, schijnen, heten, dunken en voorkomen

Slide 6 - Slide

zie je hieronder een handeling (werkwoordelijk gezegde) of een eigenschap (naamwoordelijk gezegde)?
Mijn sokken zijn rood-met-wit.
Je bent gek!
De goudvis zwemt naar boven.
Mario duimt voor zijn dochter.
Het meisje houdt van zand.
Deze tas draag ik op mijn rug.
Gisteren was Stewie weer boos.

Slide 7 - Drag question

Lees de zin en ontdek wat er gezegd wordt. Is er sprake van een werkwoordelijk gezegde of van een naamwoordelijk gezegde?
werkwoordelijk gezegde
(het onderwerp doet iets)
naamwoordelijk gezegde
(het onderwerp is iets)
Hoewel mijn klasgenoten vele netflixseries bingewatchten, heb ik in diezelfde periode een stapel boeken gelezen. 
Een belezen persoon schijnt gelukkiger en empathischer te zijn.
Lezen is vooral ontspannend en leuk.
Docenten vertellen graag over de andere voordelen
Je moet vooral een boek kiezen dat bij jou en je interesses past.
Als je veel leesmeters maakt, zal je merken dat lezen steeds gemakkelijker gaat.

Slide 8 - Drag question

Wat is het verschil tussen een werkwoordelijk gezegde en een naamwoordelijk gezegde?

Slide 9 - Mind map

Deze week:

Theorie blz 82 +84 doorlezen

Maken blz 82 --> opdr. 1 + 2

Maken blz 85 --> opdr. 5, 6 en 7


Slide 10 - Slide