50 + 51 3F SPELLING

DEZE LES
1.  Lesdoelen
2. Trema, koppelteken en weglatingsstreepje
3.  Samenstellingen
4. Samenstellingen/meervoudsvormen
5. Dubbele punt en komma
6. Opdrachten in Taalblokken
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 14 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

DEZE LES
1.  Lesdoelen
2. Trema, koppelteken en weglatingsstreepje
3.  Samenstellingen
4. Samenstellingen/meervoudsvormen
5. Dubbele punt en komma
6. Opdrachten in Taalblokken

Slide 1 - Slide

1. LESDOELEN
- je weet wanneer je een trema, koppelteken en/of  weglatingsstreepje moet inzetten;
- je weet wanneer je welke samenstelling [-en, -e, -s] inzet;
- je weet wanneer je een woord aaneenschrijft of los schrijft;
- je weet wanneer je een dubbele punt gebruikt;
- je weet wanneer je een komma gebruikt.  

Slide 2 - Slide

SPELLING

Module - 1F | 2F | 3F Grammatica en Spelling
Hoofdstuk 6 | Spelling 3F

Slide 3 - Slide

2. Trema, koppelteken en/of weglatingsstreepje (6.1)
Trema

Let op de lettergrepen. Waar ligt de klemtoon?
Orchidee - waar ligt de klemtoon?
Bacterie - waar ligt de klemtoon?
Zee - waar ligt de klemtoon?

Slide 4 - Slide

Trema, koppelteken en/of weglatingsstreepje
Koppelteken.

Als je de uitspraak wilt behouden.
- aan het einde van de zin (breek af op de lettergreep)
- in een woord dat je ook anders zou kunnen uitspreken
Zee-egel
Bom-melding


Slide 5 - Slide

Trema, koppelteken en/of weglatingsstreepje
Weglatingsstreepje

Het Nederlands is zuinig. 
Voorbeeld: koek- en zopietent. Dan weet je dat naast een koektent ook een zopietent wordt bedoeld. 

Ook: binnen- en buitenland. In- en export. Reis- en organisatieschema's. kijk- en luistergeld






Slide 6 - Slide

3. Samenstellingen: -en, -e, -s (6.2)
Wanneer is een woord samengesteld? 
  • Zelfstandig naamwoord + zelfstandig naamwoord:
tafel + poot = tafelpoot

  • Voorzetsel + werkwoord: 
op + kijken = opkijken. Je kijkt op van iets. Als je ergens op kijkt, dan is juist het los van elkaar. na + apen = na-apen


Slide 7 - Slide

Samenstellingen (6.3)
Wanneer is een woord samengesteld? 

  • Zelfstandig naamwoord + werkwoord: 
stof + zuigen = stofzuigen. Ik heb ... (wat is het volt. deelwoord)?

  • Werkwoord + werkwoord: 
zweef + vliegen = zweefvliegen. Ik heb ... ?

Slide 8 - Slide

Samenstellingen 
Wanneer is een woord NIET samengesteld? 

op zoek gaan. Als het hele werkwoord opzoekgaan was, dan wel. Maar nu niet. 
uit eten gaan. Als het hele werkwoord uitetengaan was, dan wel.
Maar nu niet. 

Slide 9 - Slide

4. Samenstellingen/meervoudsvormen
Maak de oefeningen!!!

Kijk naar het eerste deel, wat daar het meervoud van is.
- is er maar één van? Zonneschijn. 
- is het een versteende uitdrukking? Ruggegraat.
- is het meervoud zowel een -n als een -s? Groentesoep. 


Slide 10 - Slide

5. Dubbele punt en komma (6.9)
Dubbele punt

- Vóór een opsomming. Henk is er geweest: bij rekenen, Engels en bij Nederlands. 

- Vóór een uitleg. Dat zit namelijk zo:  

- Vóór een directe rede. Henk zei: "Ik kan er niets aan doen!".


Slide 11 - Slide

Dubbele punt en komma
De komma
- In een opsomming. Dit, dat, zus, zo. 
- Na een voornaam. Henk, dit is het!
- Tussen twee persoonsvormen. Ik kwam, zag en overwon. 

- Vóór een signaalwoord. Een komma vóór een signaalwoord, omdat daarmee een adempauze wordt ingezet. 
* behalve bij het signaalwoord 'en' + 'of'. 

Slide 12 - Slide

6. OPDRACHTEN IN TAALBLOKKEN
Maak alle opdrachten van 6.1, 6.2, 6.3 en 6,9.

Slide 13 - Slide

EINDE VAN DE LES

Slide 14 - Slide