Blok 4 Fictie

• Nederlands
• Middelbare school
• vmbo lwoo, k
• Leerjaar 1

Blok 4

Fictie 

Wat is het doel van deze les?

• je kunt de hoofdpersonen in een verhaal aanwijzen;
• weet je op welke drie manieren je de hoofdpersoon herkent;
• herken je de bijfiguren in een verhaal. 

Schrijver / auteur

titel van het boek

Wat ga je nu doen? 

Lezen: 

Oma vliegmachien (blz. 159/160/161/162).

In Lessonup:

Maken: opdracht 1 (staat hierna). 

1. Fedor de Beer, de schrijver, heeft dit verhaal verzonnen. Hoe noem je verzonnen in één woord?

2. Wie is er gestorven?

3a. Wat is de bijnaam van de overledene?
b. Waarom heeft de overledene deze bijnaam gekregen?

4. Hoe denkt Marit over haar moeder?
Leg je antwoord uit.

5. In hoeverre lijken Marits moeder en oma Vliegmachien op elkaar? Geef in je antwoord een voorbeeld uit de tekst.

6. Het liep storm, zei ze...'(regel 28). Wat bedoelt de schrijfster hiermee? Geef in je antwoord een voorbeeld uit de tekst.

7. Zeg met andere woorden een BOMVOLLE KERK (regel 60).

8. Geef je mening over dit verhaal. Gebruik minstens twee beoordelingswoorden (blz. 68). Waarom vind je dat deze woorden passen bij het verhaal?

9. Lees tekst 1. Het is de flaptekst van het boek waaruit dit verhaal is overgenomen. Bij welk verhaalsoort past dit verhaal volgens jou het best?

10. Zou jij het hele boek willen lezen?
Leg uit waarom wel of niet.

Wat ga je nu doen?

In je schrift:

Maken: opdracht 2, 3 en opdracht 4 (blz. 165/166)