introductie technologie Disk

Technologie
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Technologie

Slide 1 - Slide

Technologie
Waar denk je aan?

Slide 2 - Mind map

Slide 3 - Slide

Vroeger

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

De toekomst???

Slide 7 - Slide

Wat kunnen we
in de toekomst?

Slide 8 - Mind map

Technologie
Een wereld zonder computers, internet of telefoon? 
Kan dat?
Welke apparaten zijn belangrijk voor jou? 
En welke apparaten worden in de toekomst belangrijk?
Heeft iedereen dan een robot? 

Slide 9 - Slide

Kun jij zonder je telefoon?
JA, makkelijk!
Ja, maar niet heel lang
NEE! Help!

Slide 10 - Poll

Kun jij zonder je laptop?
JA, makkelijk!
Ja, maar niet heel lang
NEE! Help!

Slide 11 - Poll

Kun jij een dag zonder internet?
JA, makkelijk!
NEE, help!

Slide 12 - Poll

In de toekomst gaan robots mensen
helpen in huis
JA
NEE

Slide 13 - Poll

In de toekomst rijden auto's vanzelf
JA
NEE

Slide 14 - Poll

In de toekomst kun je eten printen
JA
NEE

Slide 15 - Poll

Technologie maakt ons leven beter.
JA
NEE

Slide 16 - Poll

Uitleg van nieuwe woorden 
1.  Lees het woord
2.  Lees de betekenis(sen)
3.  Lees de voorbeeldzin(nen)
4.  Bekijk de plaatjes

Slide 17 - Slide

de robot
een machine die het werk van een mens doet
Een robot werkt heel precies en is nooit ziek.

Slide 18 - Slide

het gebouw
iets wat gebouwd is en waar je in kunt
Onze school zit in een groot gebouw.

Slide 19 - Slide

dalen
naar beneden gaan / zakken
De temperatuur daalt vannacht flink.
Het vliegtuig daalt en zal snel landen.

Slide 20 - Slide

opladen
zorgen dat er weer elektriciteit bij komt
Ik moet mijn telefoon elke dag opladen.
Elektrische auto's  moet je opladen.

Slide 21 - Slide

kapot
als iets beschadigd is of niet meer werkt
Mijn telefoon is gevallen en nu is het scherm kapot.
Na het ongeluk was mijn auto helemaal kapot.

Slide 22 - Slide

de planeet
een hemellichaam (een groot iets) dat rond een ster draait
De aarde is een planeet.
De mens wil graag naar de planeet mars gaan

Slide 23 - Slide

winnen (won - gewonnen)
de beste zijn in een wedstrijd of een spel
Het voetbalteam heeft de beker gewonnen.
Wie denk jij dat de wedstrijd gaat winnen?

Slide 24 - Slide

downloaden
digitale gegevens naar je eigen computer halen
Ik wil die game downloaden, want dan kan ik hem spelen.

Slide 25 - Slide

            studeren                  
iets leren / oefenen
Als je een goed cijfer voor de toets wil, moet je goed studeren.
Mijn buurmeisje studeert elke dag piano.

Slide 26 - Slide

leeg
iets waar niets of niemand in zit
Je moet altijd je bord leeg eten.
De batterij van mijn telefoon is leeg. Ik kan nu niet bellen.

Slide 27 - Slide

Goed gedaan!

Slide 28 - Slide

Wat oefen je?
  • Je houdt een betoog en maakt reclame.
  • Je tekent een robot; je beschrijft de tekening.
  • Je geeft instructies.
  • Je zoekt informatie en maakt een presentatie. 
  • Je schrijft een verhaal over de toekomst.

Slide 29 - Slide