H4.1

4.1 Nieuw leven
1 / 43
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 43 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

4.1 Nieuw leven

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Bevruchting

Slide 3 - Slide

Bevruchting
De eicel komt bij de 
eisprong (ovulatie) uit de eierstok
in de eileider.
De eicel wordt omgeven door
follikelcellen (voeding)
Zaadcellen komen in de eileider via de vagina en de baarmoeder

Slide 4 - Slide

Bevruchting
Zaadcellen dringen zich door 
de follikelcellen heen.
Zaadcellen maken contact met 
de zona pellucida
Zaadcellen geven enzymen af -> afbraak van zona pellucida
De eerste zaadcel die contact maakt met het celmembraan van de eicel kan er mee fuseren.

Slide 5 - Slide

Bevruchting
 
Ondoordringbare laag ontstaat 
om bevruchte eicel =bevruchtingsmembraan
Kern van zaadcel dringt het cytoplasma van de eicel binnen en de kernen versmelten.
Bevruchte eicel = zygote.

Slide 6 - Slide

Zygote
Na 30 uur gaat de zygote
voor het eerst delen -->
klievingsdelingen: geen plasmagroei (waarom niet?)
Door trilhaarcellen richting de baarmoeder

Slide 7 - Slide

Blastula
Na 5 dagen is het embryo een blaasje (met een holte) en heet dan blastula.
De buitenste laag cellen heet de trofoblast de holte heet de blastulaholte.

Slide 8 - Slide

7 dagen
De innesteling vindt plaats in de baarmoederwand.
In de blastula zit een klompje cellen (embryoblast) met de kiemschijf (toekomstig embryo) en het toekomstige dooierblaasje.

Slide 9 - Slide

9 dagen
Er ontstaan twee holtes: een amnionholte en een dooierblaasje (vormt de eerste bloedcellen).
De trofoblast vormt uitstulpingen, vlokken
die het baarmoederslijmvlies
in groeien. Hierdoor wordt 
de placenta gevormd.

Slide 10 - Slide

Hormonen - HCG
Vanaf de innesteling geven de cellen van het trofoblast het hormoon HCG af. Dit hormoon voorkomt dat er een menstruatie start.
Dit hormoon is in de urine van 
zwangere vrouwen aan te tonen
--> gebruikt bij zwangerschapstests.

Slide 11 - Slide

16 dagen
De hechtsteel ontstaat vanuit cellen tussen de trofoblast en de kiemschijf. Deze hechtsteel vormt de navelstreng.

Slide 12 - Slide

31 dagen
De amnionholte groeit om het hele embryo heen en is gevult met vruchtwater. Deze holte beschermt het embryo tegen schokken.
Het amnion is één van de twee
vruchtvliezen. De andere 
(het chorion) wordt gevormd 
door de trofoblast.

Slide 13 - Slide

Opdracht: benoem de nummers

Slide 14 - Slide

Antwoorden

Slide 15 - Slide

Placenta
Gescheiden bloedsomlopen. Uitwisseling van stoffen: zuurstof, voedingsstoffen, afvalstoffen, koolstofdioxide.

Slide 16 - Slide

Placenta
Twee navelstrengslagaders (van embryo -> placenta
Eén navelstrengader (van placenta -> embryo)

Slide 17 - Slide

Embryo -> foetus 
Na 8 weken zijn alle organen aangelegd en heet het embryo een foetus.


Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

1. Navelstreng 
2. Amnionholte = vruchtvlies met vruchtwater
4. Dooierzak = eerste voedingsvoorraad
6. Placenta.

Slide 20 - Slide

Opdracht placenta en baarmoeder
Benoem de nummers

Slide 21 - Slide

Antwoorden

Slide 22 - Slide

Aanleg gelachtsorganen
Jongens hebben chromosomen X en Y, meisjes hebben XX.
Bij aanwezigheid van een Y chromosoom is een SRY gen actief. Dit zorgt voor de ontwikkeling van testes (zaadballen)  rond de 6e week.

Slide 23 - Slide

Inwendig
Gang van Müller en gang van Wolff allebei aanwezig.

XY: Gangen van Wolff worden zaadleiders. 
XX: Gangen van Müller worden eileiders.

Slide 24 - Slide

Uitwendig
Genitale knop: eikel of clitoris

Randen genitale groeve: balzak of buitenste schaamlippen

Genitale plooien: penis of binnenste schaamlippen


Slide 25 - Slide

Interseksueel
Er zijn verschillende genetische afwijkingen die er toe leiden dat iemand lichamelijk niet alleen mannelijke óf vrouwelijke kenmerken heeft.

AOS: XY maar testes werken niet. Uitwendig een vrouw maar baarmoeder, eierstokken ontbreken.

Welke andere vormen van intersekse/aseke ken je?


Slide 26 - Slide

Anatomie geslachtsorganen
- Bestudeer bron 4 en 5 en lees bijbehorende delen tekst.



Slide 27 - Slide


In de afbeelding zijn de voortplantingsorganen van een vrouw schematisch getekend. Het voorbehoedmiddel dat in de afbeelding met P is aangegeven, is een spiraaltje.
Hoe heet het orgaan waarin het spiraaltje zich bevindt?
A
Baarmoeder
B
Eileider
C
Vagina
D
Eierstok

Slide 28 - Quiz

Tijdens de menstruatie ..
A
Komt een eicel vrij uit de eierstok
B
Gaat een eicel dood in de eileider
C
Wordt de eicel bevrucht door zaadcellen
D
Stoot de baarmoeder het gemaakte slijmvlies af

Slide 29 - Quiz

In de eierstokken (ovaria) worden de eicellen geproduceerd.
Na de bevruchting in de eileider nestelt het embryo zich in de baarmoeder.
Menstruatie - spieren van baarmoeder trekken samen en stoten baarmoeder slijmvlies af


BINAS 86B1

Slide 30 - Slide

Een follikel rijpt tot de eicel klaar is: de eisprong/ ovulatie vindt plaats (één keer per maand)
De eicel komt dan in de eileider terecht



BINAS 86B1

Slide 31 - Slide

Sperma: zaadcellen met vocht van prostaatklier  en zaadblaasje:  fructose (energie), prostaglandines (bevordert beweeglijkheid) en fibrinogeen (verdikking sperma).





BINAS 86A1

Slide 32 - Slide

Bij een erectie vullen de zwellichamen zich met bloed

Zaadlozing: spiertjes rondom bijbal trekken samen 





BINAS 86A1

Slide 33 - Slide

Bij de bevruchting versmelten
A
2 lichaamscellen
B
2 voortplantingscellen
C
De celkernen van 2 lichaamscellen
D
De celkernen van 2 voortplantingscellen

Slide 34 - Quiz

Van geslachtscellen naar embryo

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

BINAS
Welke tabellen kan je gebruiken bij 4.1?

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide

BINAS 86E

Slide 40 - Slide

Slide 41 - Slide

Bekijk de termen die je aan het begin had opgeschreven nog eens. Welk begrip is nog steeds onduidelijk?

Slide 42 - Open question


Slide 43 - Open question