Nederlands samenvatting H5 deel b

 en 
verwijswoorden 
Herhaling
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 4 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

 en 
verwijswoorden 
Herhaling

Slide 1 - Slide

- Na de les weet je wat verwijswoorden zijn 
- Na de les kun je verwijswoorden toepassen 

Slide 2 - Slide

Herhaling
Nu volgen er twee korte videos over
 bijvoegelijke naamwoorden 
en 
verwijswoorden 

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Video

Slide 6 - Slide

In de volgende zin verwijst --> ze naar?

Gisteren deed Kiki de was. Ze was snel klaar.
A
Gisteren
B
de was
C
deed
D
Kiki

Slide 7 - Quiz

Naar wie verwijst in de volgende zin het woord --> ze.

Marieke heeft een tijdschrift gekocht en ze leest dat nu tijdens de les
A
een tijdschrift
B
tijdens de les
C
Marieke
D
heeft

Slide 8 - Quiz

Mijn opa en oma komen logeren. Zij nemen hun hond mee.
Waar verwijst zij naar?

Slide 9 - Open question

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?

Bij de nieuwe school zijn bankjes geplaatst
A
school
B
nieuwe
C
de
D
bankjes

Slide 10 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?

Marco heeft de gratis app van The Voice of Holland gedownload
A
Marco
B
heeft
C
van
D
gratis

Slide 11 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord in de volgende zin?

Eric neemt een duik in het warme water.

Slide 12 - Open question

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Zwakke werkwoorden in de verledentijd
veranderen niet van klank er komt alleen maar de(n) of te(n) achter. Zoals bij:
ik kook - ik kookte
ik vis - ik viste
ik verf - ik verfde
ik verhuis - ik verhuisde

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

(gooien) Mijn zusje ..........al haar tijdschriften bij het oud papier.
Wat moet op de ..........
A
gooite
B
gooide
C
gooiden
D
gooiten

Slide 17 - Quiz

Slide 18 - Slide

(koken) Gisteren ......... ik wat lekkers voor mijn ouders.
wat moet op de .........?
A
kookde
B
kookden
C
kookte
D
kookten

Slide 19 - Quiz

Video 
Hierna volgt een filmpje over het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden

Have fun 

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Wat is het verschil tussen zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 22 - Open question

Maken
 
blz 231 verwijswoorden
Opdracht 1 t/m 6 

blz 236 v.t. van zwakke werkwoorden
Opdracht 10 en 11 

Slide 23 - Slide

- Na de les kun je verwijswoorden toepassen 

Slide 24 - Slide

Wat vond je van de les? Is alles duidelijk? Vind je nog iets lastig?

Slide 25 - Open question