Voegwoord - woordvolgorde
en maar of want dusNa deze voegwoorden: dezelfde woordvolgorde als in HZ. (pv = 2e plek)
Ze krijgt een telefoontje in de les, want haar kind is ziek geworden.
Ze krijgt een telefoontje in de les en niemand kan haar kind ophalen.
Ik weet het huiswerk niet, want gisteren ben ik niet in de les geweest.
Ik ben niet in de les geweest, maar nu wil ik het huiswerk wel maken.