China is een van de grote opkomende landen in de wereld.
In het begin: lagelonenland -> arbeidsintensieve productie voor de export
Inmiddels: hogere lonen -> grote en groeiende binnenlandse afzetmarkt
Minder namaak -> eigen kennisintensieve producten -> levert meer geld op dan het produceren of in elkaar zetten (assemblage) van buitenlandse producten -> van ‘maakland’ naar ‘innovatieland’.
Voorbeeld: Apple verdient 175 euro aan een iPad.
Het in elkaar zetten (in China) levert slechts 10 euro op.