1.1 het weer en het klimaat

 Weer en klimaat
1.1 Weer of klimaat?
1 / 31
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 31 slides, with text slides and 6 videos.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

 Weer en klimaat
1.1 Weer of klimaat?

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Opdracht
We maken klassikaal opdracht 3 blz 4 werkboek
en blz 9 leerboek

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Slide 5 - Slide

Opdracht 
We maken klassikaal opdracht 5a+b blz 5 werkboek

Slide 6 - Slide

klimaat Nederland
Gematigd zeeklimaat
- koele zomers
- zachte winters
- hele jaar neerslag
- (zuid)westenwind    
   overheerst

Slide 7 - Slide

4m2-ak les 1
1 Controle spullen/afwezigen (5 min)
2 Plattegrond (5 min)
3 Koppeling LessonUp (voor wie wil) (5 min)
4 Herhaling vorige les + examenvraag (10 min)
5 Opdr 4 nakijken (5 min)
6 Uitleg klimaatfactoren (15 min) 
7Maak opdr 7+8 (10 min) 

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Herhaling
1 Wat zijn de 5 weerelementen?
2 Wat betekent het begrip 'klimaat'?

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Verschillen in de gemiddelde temperatuur en de neerslag kunnen heel groot zijn.
Dit komt door de vijf klimaatfactoren:

  1. breedteligging
  2. hoogteligging
  3. gesteldheid aardoppervlak
  4. afstand tot zee
  5. invloed van wind- en oceaanstromingen

Klimaatfactoren

Slide 12 - Slide

1. Breedteligging
  • breedteligging = afstand tot de evenaar  
  • hoge breedte = ver van de evenaar 
    -> koud(er) 
  • lage breedte = dichtbij de evenaar 
    -> warm(er) 
  • zoninvalshoek is belangrijk 
    -> schuine invalshoek of loodrecht 
  • afstand zon -> aarde
  • stand van de aarde bepaalt de seizoenen die we hebben!

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Video

Slide 15 - Slide

2. Hoogteligging
  • hoe hoog ligt een plaats boven   zeeniveau
  • hoe hoger hoe kouder
  • per 1000m stijging, wordt de   temperatuur 6°C kouder
  • de hoogteligging bepaalt de   plantengroei in de bergen: 
    zie 


Hoe hoger op een berg, hoe kouder en dus hoe minder begroeiing.

De boomgrens (: punt waarop het te koud wordt voor bomen) ligt in de Alpen ongeveer op 1800 meter.

Slide 16 - Slide

3. Gesteldheid van het      aardoppervlak
  • water of land?
  • meer energie nodig om 1m3 water    (= vloeistof) op te warmen dan 1m3 land (= vaste stof)
  • water koelt ook langzamer af dan land
  • zonnestralen dringen diep in het water door

Slide 17 - Slide

4. afstand tot de zee
  • een gebied bij zee krijgt in de zomer een koele wind vanuit zee
  • in de winter krijgt het juist een warme wind vanuit zee
  • zeewind brengt ook vaak vochtige lucht, waaruit neerslag valt
aanlandige wind = zeewind -> brengt koele lucht aan land in zomer, warmere lucht in winter

aflandige wind = landwind -> brengt koude lucht uit oost- en noordeuropa mee in winter, warme lucht in zomer.

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Video

5. invloed wind- en            oceaanstromingen
  • wind en zeestromen voeren warmte, koude of vochtigheid aan 
  • tropen krijgen veel warmte 
  • polen ontvangen weinig warmte
  • warmte wordt getransporteerd vanaf de evenaar naar de polen

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Zelfstandig werken
Maak opdr 7+8 blz 5+6 werkboek

Je werkt in stilte aan de opdrachten. 

Slide 22 - Slide

 Weer en klimaat
1.2 De zon als motor: temperatuur

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

schooltv.nl
"Zeestromen en wind - ze beïnvloeden de temperatuur"
klik snel door!

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Video

schooltv.nl
"Waarom is het 's winters langer donker?"
klik snel door!

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Video

Slide 31 - Slide