Alternatieve opstart

Thema 16 Geld en werk
Opstart
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsSpeciaal OnderwijsLeerroute 1

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Thema 16 Geld en werk
Opstart

Slide 1 - Slide

Aan het einde van de les kun jij:
  • Vertellen waar het thema over gaat (geld, werk, bijbaantje, zakgeld)
  • nieuwe woorden in dit thema herkennen en gebruiken
  • Vertellen waarmee je gaat oefenen ( lezen, praten, schrijven)


Slide 2 - Slide

Waarover gaat dit thema?
Dit thema gaat over geld verdienen en uitgeven. 

Praat erover
  • Waar geef jij geld aan uit? 
  • Heb je genoeg geld of kom je vaak geld tekort? 
  • Krijg je zakgeld? 
  • Heb je een baantje naast je school of ben je op zoek naar een bijbaantje? 
  • Wat voor baantje heb je? Hoe heb je dit baantje gevonden?

Slide 3 - Slide

Waar denk je aan bij geld?
En bij werk?

Slide 4 - Mind map

Krijg je ook geld van je ouder(s)?
A
Ja elke week
B
Ja als ik iets nodig heb
C
soms
D
nooit, ik betaal alles zelf

Slide 5 - Quiz

Vind je dat je genoeg geld hebt?
A
Ja
B
Nee

Slide 6 - Quiz

Heb je een bijbaantje?
Ja
Nee

Slide 7 - Poll

Zou je een bijbaantje willen?
Ja
Nee

Slide 8 - Poll

Belangrijke woorden
Kijk naar het filmpje
Vragen:
Wat zie je in het filmpje?
Hoe komt Rens aan geld?
berekenen
  • Omschrijving: Uitrekenen hoeveel iets is, bijvoorbeeld hoeveel geld je hebt of hoeveel je nog nodig hebt om iets te kopen.
  • Voorbeeldzin: Ik spaar 5 euro per week. Ik kan berekenen dat ik over 4 weken 20 euro heb.
balen
Omschrijving: Teleurgesteld of verdrietig zijn omdat iets niet gaat zoals je wilt.
Voorbeeldzin: Ik wil een nieuwe game kopen, maar ik heb nog maar 5 euro. Dat is echt balen.
sparen
  • Omschrijving: Geld niet uitgeven, maar bewaren.
  • Voorbeeld: Ik spaar voor een nieuwe telefoon.
tekort
  • Omschrijving: Je hebt ergens niet genoeg van.
  • Voorbeeld: Ik wil schoenen kopen, maar ik heb geld tekort.
de sollicitatie
Omschrijving: Het vragen om een baan of werkplek bij een bedrijf; laten zien dat je geschikt bent voor een functie.
Voorbeeldzin: Ik stuur een sollicitatie naar de supermarkt omdat ik daar wil werken.
de consequentie
Omschrijving: Wat er gebeurt als je iets doet of niet doet; de gevolgen van je keuzes.
Voorbeeldzin: Als ik mijn geld meteen uitgeef, zijn de consequenties dat ik niet genoeg heb om iets te kopen wat ik echt wil.

Slide 9 - Slide

Wat oefen je?
  • Je voert een gesprek over geld; je schrijft een tekst.
  • Je maakt een schema over geld uitgeven; je praat daarover.
  • Je leest en praat over een vacature; je vult een formulier in.
  • Je zoekt een vacature ; je voert een gesprek of vult een formulier in.
  • Je bereidt een sollicitatiegesprek voor; je voert het gesprek.

Slide 10 - Slide

Lezen
Spreken
Schrijven
Je voert een gesprek over geld.
Je schrijft een tekst over geld.
Je maakt een schema over geld uitgeven.
Je praat over geld uitgeven.
Je leest een vacature.
Je leest een vacature.
Je vult een formulier in.
Je voert een sollicitatiegesprek.

Slide 11 - Drag question

Memory
Werk in tweetallen:
  • Je krijgt een stapeltje  kaartjes.
  • Draai de kaartjes om en speel memory: taak + vaardigheid zoeken.
  • Plak de goede combinaties op een groot vel papier en schrijf er een voorbeeldzin bij:
Bij deze taak oefen ik spreken.
Bij een sollicitatiegesprek zeg ik dat ik vriendelijk ben.

Slide 12 - Slide

Welk nieuw woord heb je geleerd?
Schrijf ook de betkenis op!

Slide 13 - Open question

Opdracht
Maak een poster die gaat over geld en werk. 
Zoek foto's, maak zinnen, schrijf woorden en maak er een mooie poster van. 
Klaar? Inleveren en starten in je boek. 

Slide 14 - Slide