Oefentoets Duits leerjaar 1 P2 en P3 Deutsch Bitte

• Duits
• MBO
• Studiejaar 1

Oefentoets P3 leerjaar 1

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

f

e

e

st

t

en

t

en

Noem 8 persoonlijke voornaamwoorden in het Duits!

Persoonlijke voornaamwoorden

ich - du - er - sie - es - wir - ihr - Sie - sie 

sie: kan twee dingen betekenen?????

(Ik) gehe in die Schule.

1. Du
2. Sie
3. Ich
4. Wir

Wohnt (jullie) in einem Dorf?

1. Sie
2. du
3. wir
4. ihr

(Hij) spielt Gitarre.

1. Sie
2. Er
3. Ich
4. Wir

(Jij) kommst aus Hoofddorp.

(Jullie) habt Deutschunterricht.

(U) sind meine Deutschlehrerin.

(wohnen)
................. er in Berlin?

(besuchen)
Ich ....................... meinen Freund in Spanien.

1. besuch
2. besuche
3. besuchen
4. besucht

(Kommen)
...... du morgen mit mir ins Kino?

Stam op 'd '  

Deze regels gelden ook voor werkwoorden met de stam op een 

t

n

Ich (öffnen) ....... die Tür

(beantworten)
Warum .............du meine E-Mail nicht?

(warten)
Er ………………….. auf den Bus.

Wisst ihr es noch? Die Verben haben und sein.  

ich

du

er/sie/es

wir

ihr

sie/Sie

bin

bist

ist

sind

seid

sind

sein

sein

Wir 

Ich 

Du

Er

Ihr

Sie/sie 

Tekst

habe 

hast 

hat

haben

habt

haben

du oder Sie.
Wat zeg je tegen een onbekende?

du

Sie

du oder Sie.
Wat zeg je tegen de docent?

du

Sie

du oder Sie.
Wat zeg je tegen je oma van 95?

du

Sie

Welche Fragewörter kennst du auf Deutsch?

Wer?

Wo?

Woher?

Was?

Welche?

Wie?

Wie?

Waar?

Wat?

Welke?

Waar

vandaan?

Hoe?

__________ wohnst du?

1. Wo
2. Wann
3. Was
4. Woher

___________ ist deine Adresse?

1. Wo
2. Wann
3. Wie
4. Was

__________ kommst du?

1. Wie
2. Wohin
3. Woher
4. Wer

___________ sind deine Hobbys?

1. Was
2. Wer
3. Wo
4. Wann

__________ geht es dir?

1. Wer
2. Wie
3. Wo
4. Was

__________ Sprachen sprichst du?

1. Welche
2. Wie
3. Wo
4. Was

Het bezittelijk voornaamwoord

Kijk op pagina 43 van je boek

Maak daarna de sleepoefening die hierna komt

(mijn) Vater

(jouw) Mutter

(ons) Haus

(mijn) Schwester

(jouw) Freund

(onze) Familie

mein

meine

dein

deine

unser

unsere

Hoe zeg je in het Duits:
ik heet ........
(maak een hele zin)

Hoe vraag je naar iemands leeftijd?

1. Wo alt bist du?
2. Wie alt ist du?
3. Wie alt bist du?

Hast du einen Nebenjob?
Antwoord in een hele zin

Je stelt jezelf voor; hoe zeg je dan uit welk land je komt?
(maak een hele zin)

Ik vond deze toets

Een eitje

Best moeilijk

Niet te doen

Geen idee, want ik had nog niet geleerd

Redelijk makkelijk

Het cijfer dat ik donderdag ga halen:

Nog extra oefenen?

Op TEAMS staat nog een oefentoets 

 incl. een bestand met de antwoorden

Oefenen voor de presentatie?

Kijk eens op readspeaker.com

Hierin kun je jouw tekst invoeren en dan de uitspraak oefenen.