Aeres 2C H1 Lage landen aan de zee

WELKOM
klas 2
1 / 50
next
Slide 1: Slide
Mens & MaatschappijMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

WELKOM
klas 2

Slide 1 - Slide

Huisregels
1. Telefoons uit en in de tas
2. We praten niet door elkaar
3. Vingers
4. Stil is stil
5. Boeken en huiswerk in orde

Slide 2 - Slide

Programma
1. Huiswerk is af?
2. Quizlet
3. LU oefenmateriaal

Slide 3 - Slide

Lage landen?

Slide 4 - Mind map

We gaan starten

H1 Lage Landen aan de zee

Cursus 1.1 'Wat zie je in een landschap?'


Een groot deel van Nederland (Laag-Nederland) lag een paar duizend jaar geleden onder water!





Slide 5 - Slide

Slide 6 - Video

Cursus 1.1 Wat zie je in een landschap
Start
Leerdoelen
  • Je weet hoe belangrijk bescherming tegen water is voor Nederland.
  • Je weet hoe Nederland zich beschermt tegen het water
  • Je weet wat een landschap is.
  • Je weet het verschil tussen hoog- en laag-Nederland
  • Je leert de belangrijke begrippen




Slide 7 - Slide

Slide 8 - Video

Hoofdstuk 1: Lage landen aan zee
Cursus 1.1 - Wat zie je in een landschap?


Lesdoelen 
Je kunt uitleggen wat Nederland betekent. 
  • Neder-land = laag land. 

Je kunt het belangrijkste kenmerk van het Nederlandse landschap noemen. 
  • Een groot deel van Nederland ligt onder de zeespiegel. 
  • In Nederland houden wij het water tegen met duinen, dijken en dammen (Deltawerken). 
  •  NAP = Normaal Amsterdam Peil


Slide 9 - Slide

Hoofdstuk 1: Lage landen aan zee
Cursus 1.1 - Wat zie je in een landschap?
Watersnoodramp 1953 > dijken en dammen >  verandering landschap. 

Landschap = hoe het land eruit ziet.
Grondgebruik (of bodemgebruik) = hoe het land gebruikt wordt.



Slide 10 - Slide

Dijken en dammen
*Een dijk ligt tussen het water en het land
*Een dam ligt in het water
We bekijken nu een filmpje over de afsluitdijk.
Is de afsluitdijk wel een dijk?


Slide 11 - Slide

Slide 12 - Link

Hoofdstuk 1: Lage landen aan zee
Cursus 1.1 - Wat zie je in een landschap?
Uitleg

  • Hoogtecijfers = hoeveel meter het gebied boven NAP ligt.

  • Hoogtelijnen = lijnen die punten met dezelfde hoogte op de kaart met elkaar verbinden.
+ 1 meter NAP = Hoog- Nederland

Alles daaronder = Laag-Nederland

Slide 13 - Slide

Quizvragen 1.1 
bladzijde 8 - 10

Slide 14 - Slide

Wat betekent Nederland?
A
Laag land
B
Waterland

Slide 15 - Quiz

Dijk
Dam

Slide 16 - Drag question

Wanneer begon men in Nederland met dijken bouwen?
A
rond het jaar 1950
B
rond het jaar 1900
C
rond het jaar 1500
D
rond het jaar 1000

Slide 17 - Quiz

Wat is onderdeel van een landschap?
A
Gebouwen
B
Bossen
C
Wegen en rivieren
D
A, B en C

Slide 18 - Quiz

Wat is landschap
A
Uiterlijk van het gebied
B
Hoe de mens gebruik maakt van het land

Slide 19 - Quiz

Watersnoodramp was in het jaar
A
1853
B
1953
C
1854
D
1954

Slide 20 - Quiz

Wat is Laag-Nederland?
A
alles wat hoger ligt dan + 1 meter NAP
B
alles wat lager ligt dan + 1 meter NAP

Slide 21 - Quiz

Als mensen het landschap gebruiken voor industrie , dan spreken wij over.
A
Ontbossing
B
Grondgebruik
C
Landschap
D
Industrie

Slide 22 - Quiz

NAP staat voor
A
Nederlands algemeen Peil
B
Nederlands Amsterdam Peil
C
Normaal algemeen Peil
D
Normaal Amsterdams Peil

Slide 23 - Quiz

Een dorp 50 cm boven NAP hoort bij
A
Hoog-Nederland
B
Laag-Nederland

Slide 24 - Quiz

Waarom zijn er dijken?
A
Zonder dijken zou het land erachter overstromen
B
Ze passen goed bij het landschap van Nederland
C
Anders zouden de dijkgraven werkeloos raken
D
Dijken bestaan helemaal niet, dat heeft juf verzonnen

Slide 25 - Quiz

Wat is het grote verschil tussen een dam en een dijk?
A
Een dam staat op het land, een dijk in het water
B
Een dam staat in het water, een dijk op het land
C
Er is geen verschil tussen deze twee.
D
Dijken zijn veel kleiner dan dammen.

Slide 26 - Quiz

Zou je naast een dijk willen wonen?
A
ja
B
misschien
C
nee

Slide 27 - Quiz

Wat heb je geleerd?

Slide 28 - Mind map

Wat heb je geleerd in 1.1?
* Je weet nu wat een landschap is
* Je weet nu dat bescherming tegen water in Nederland belangrijk is
* Je weet waarom er dijken en dammen zijn
* Je weet wat NAP betekent en hoogtelijnen en -cijfers.

Slide 29 - Slide

cursus 1.2 'Landschappen in Nederland'

Landschap = het uiterlijk van een gebied


Lesdoelen: 

1. Vertellen welke drie soorten landschappen Laag- Nederland kent.

2. Vertellen welke vier soorten landschappen Hoog-Nederland kent.

Slide 30 - Slide

Landschapen Laag-Nederland

1. Zeekleilandschap = Akkers en weilanden voor landbouw
2. Laagveenlandschap = Grasland met sloten en meren
3. Duinlandschap = zand langs de kust, heuvels


Slide 31 - Slide

Zeekleilandschap
Beschermd door dijken en duinen

Geschikt voor landbouw

Akkers en weilanden tot aan de horizon

Slide 32 - Slide

Laagveenlandschap
Drassig. Veel sloten en meren rondom gras.

Niet geschikt voor landbouw, te nat.

Vaak lange dorpen langs de sloten

Slide 33 - Slide

Duinlandschap
Duinen bevinden zich altijd langs de kust

Hopen zand van verschillende hoogtes, opgeblazen door de wind en door het water

Beschermen ons tegen het water

Slide 34 - Slide

Landschapen Hoog-Nederland

1. Zandlandschap = ondergrond zand
2. Hoogveenlandschap = Grasland, rechte kanalen
3. Rivierkleilandschap = langs de grote rivieren
4. Losslandschap = heuvels in Limburg


Slide 35 - Slide

Zandlandschap

Slide 36 - Slide

Hoogveenlandschap
Waar
Laagveen:
  • Noord-Holland
  • Zuid-Holland
  • Friesland
  • Groningen
  • Beneden NAP
Turf
  • vroeger gebruikten ze turf voor in de kachel
Wat zie je
  • Vlak
  • Rechte kanalen en langgerekte dorpen
  • Het is er vaak te nat voor landbouw

Slide 37 - Slide

Rivierkleilandschap
  • Langs rivieren
  • Grasland en fruitbomen
  • Dijken

Slide 38 - Slide

Lösslandschap
De hoogste heuvels in het zuiden van Limburg.

Löss (spreek je uit als lus) is heel erg fijn zand.

Slide 39 - Slide

7 soorten landschappen in Nederland

Slide 40 - Slide

Nederlands landschap: To do
Werkbladen worden uitgedeeld.
1. Geef op de kaart aan waar de grens tussen Hoog- en Laag-Nederland ligt
2. Vul de verschillende landschappen in op de kaart

Slide 41 - Slide

Welk landschap is dit?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Lösslandschap
D
Rivierlandschap

Slide 42 - Quiz

Welk landschap hoort NIET bij Hoog-Nederland?
A
Lösslandschap
B
Zandlandschap
C
Zeekleilandschap
D
Hoogveenlandschap

Slide 43 - Quiz

Welk landschap is dit?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Rivierlandschap
D
Zandlandschap

Slide 44 - Quiz

Welk landschap zie je hier?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Laagveenlandschap
D
rivierkleilandschap

Slide 45 - Quiz

Dit landschap hoort niet Laag Nederland
A
Duinlandschap
B
Laagveenlandschap
C
Zeekleilandschap
D
Rivierkleilandschap

Slide 46 - Quiz

welk landschap zie je op de foto?
A
Duinlandschap
B
Laagveenlandschap
C
Zeekleilandschap

Slide 47 - Quiz

Waar vind je het Löss landschap?
A
Groningen
B
Noord Brabant
C
Drenthe
D
Limburg

Slide 48 - Quiz

Welk landschap is dit?
A
Laagveenlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Lösslandschap
D
Rivierlandschap

Slide 49 - Quiz

Welk landschap zie je hier?
A
Duinlandschap
B
Hoogveenlandschap
C
Laagveenlandschap
D
rivierkleilandschap

Slide 50 - Quiz