Taalcompleet thema 2 (A1)

Thema 2
De school
1 / 80
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo lwooLeerjaar 1

This lesson contains 80 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Thema 2
De school

Slide 1 - Slide

Lesdoelen:
Na deze les:
- ken ik de werkwoorden van thema 2
- ken ik de woorden van thema 2
- kan ik de werkwoorden en woorden gebruiken

Slide 2 - Slide

Welke klank hoor je?
A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 3 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 4 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/oo/
B
/oe/
C
/eu/
D
/ui/

Slide 5 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/i/
B
/e/
C
/ee/
D
/aa/

Slide 6 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/ei/ij/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 7 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/ei/ij/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 8 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/ie/
B
/e/
C
/ee/
D
/ui/

Slide 9 - Quiz

Welke klank hoor je?

A
/i/
B
/e/
C
/aa/
D
/a/

Slide 10 - Quiz

Wat is het goede woord?

Slide 11 - Slide

Sam ... naar school
A
gaat
B
heeft
C
binnen
D
buiten

Slide 12 - Quiz

... ! Ik ben juf Mirjam.
A
Samen
B
Buiten
C
Pauze
D
Welkom

Slide 13 - Quiz

De ... zegt: 'Goedemorgen!'
A
pauze
B
docent
C
school
D
leerlingen

Slide 14 - Quiz

Wie, wat, waar, wanneer, hoeveel

Slide 15 - Slide

Vul in:
________ woon jij?
Ik woon in Emmen.

Slide 16 - Open question

Vul in:
________ ben jij?
Ik ben de docent.

Slide 17 - Open question

Vul in:
______ is je naam?
Mijn naam is Sara.

Slide 18 - Open question

Vul in:
______ dagen heeft een week?
Een week heeft 7 dagen.

Slide 19 - Open question

Vul in:
_____ ga jij naar school?
Ik ga maandag naar school.

Slide 20 - Open question

Vul in:
Ik heb 2 kinderen. _____ kinderen heb jij?

Slide 21 - Open question

Vul in:
_____ is het pauze?
Om kwart over tien.

Slide 22 - Open question

Spreekoefening

Slide 23 - Slide

Geef antwoord in een zin.

Slide 24 - Slide

Dagen van de week

Slide 25 - Slide

Vul in:
Zaterdag en zondag noem je het ________.

Slide 26 - Open question

Vul in:
Vandaag is het dinsdag. Morgen is het ______.

Slide 27 - Open question

Vul in:
Een week heeft 7 ______.

Slide 28 - Open question

Vul in:
Vandaag is het donderdag. Morgen is het ______.

Slide 29 - Open question

Getallen

Slide 30 - Slide

Welk getal hoor je?

Slide 31 - Open question

Welk getal hoor je?

Slide 32 - Open question

Welk getal hoor je?

Slide 33 - Open question

Welk getal hoor je?

Slide 34 - Open question

Welk getal hoor je?

Slide 35 - Open question

Wat zeg je?
Alsjeblieft, dank je wel.

Slide 36 - Slide

Spreken
Je moet een moeilijk woord opschrijven maar je weet niet hoe je het schrijft. Wat vraag je?

Slide 37 - Slide

Spreken
Je moet een moeilijk woord opschrijven maar je weet niet hoe je het schrijft. Wat vraag je?

Hoe schrijf je dat?

Slide 38 - Slide

Spreken
Je hoort niet wat je vriend zegt. Wat vraag je?


Slide 39 - Slide

Spreken
Je hoort niet wat je vriend zegt. Wat vraag je?

Wat zeg je?

Slide 40 - Slide

Spreken
Je leest een woord maar begrijpt het woord niet. Wat vraag je?


Slide 41 - Slide

Spreken
Je leest een woord maar begrijpt het woord niet. Wat vraag je?

Wat betekent dat?

Slide 42 - Slide

Spreken
Iemand geeft jou een cadeau. Wat zeg je?


Slide 43 - Slide

Spreken
Iemand geeft jou een cadeau. Wat zeg je?

Dank je wel. / Bedankt.

Slide 44 - Slide

Spreken
Je wil een pen lenen. Wat vraag je?



Slide 45 - Slide

Spreken
Je wil een pen lenen. Wat vraag je?

Mag ik een pen, alsjeblieft?

Slide 46 - Slide

Spreken
Ik geef jou een pen. Wat zeg ik?

Slide 47 - Slide

Spreken
Ik geef jou een pen. Wat zeg ik?

Alsjeblieft.

Slide 48 - Slide

Spreken
Jij zegt "dank je wel". Wat zeg ik?


Slide 49 - Slide

Spreken
Jij zegt "dank je wel". Wat zeg ik?

Graag gedaan.

Slide 50 - Slide

hebben / zijn

Slide 51 - Slide

Hij ____ mijn broer.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 52 - Quiz

Vul in:
Mijn ouders ______ opa en oma. Ze hebben zes kleinkinderen.

Slide 53 - Open question

Vul in:
Een week _______ 7 dagen.

Slide 54 - Open question

De meisjes _____ zusjes.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 55 - Quiz

De docent ____ vandaag ziek.
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 56 - Quiz

Hoe oud _____ jij?
A
zijn
B
ben
C
is
D
bent

Slide 57 - Quiz

De jongens _____ nieuwe schoenen.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 58 - Quiz

Mijn neefje _____ een zusje.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 59 - Quiz

______ jij een grote familie?
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 60 - Quiz

Mijn zus en ik _____ geen broer.
A
heb
B
heeft
C
hebben
D
hebt

Slide 61 - Quiz

Vul een goede vorm van hebben in:
Vandaag _____ de leerlingen een toets.

Slide 62 - Open question

Vul een goede vorm van hebben in:
Het kind ______ een lieve oma.

Slide 63 - Open question

Vul een goede vorm van zijn in:
Je oma _____ oud.

Slide 64 - Open question

Vul een goede vorm van zijn in:
Wij ____ morgen vrij.

Slide 65 - Open question

Vul een goede vorm van zijn in:
______ jij lief?

Slide 66 - Open question

Wat hoor je?

Slide 67 - Slide

Wat hoor je?

Slide 68 - Open question

Wat hoor je?

Slide 69 - Open question

Wat hoor je?

Slide 70 - Open question

Wat hoor je?

Slide 71 - Open question

Wat hoor je?

Slide 72 - Open question

Wat hoor je?

Slide 73 - Open question

Opdracht zinnen maken
Schrijf een zin op je wisbordje met:





(Hierna delen scherm stoppen)
timer
1:00

Slide 74 - Slide

Dictee thema 2. 
  1. Pak pen en papier
  2. Luister + schrijf op wat de docent zegt.
  3. Tien zinnen schrijven   Let op HOOFDLETTERES en .......
  4. Controleer je antwoorden 



Slide 75 - Slide

Dictee thema 2. antwoorden
1. Verbeter je fouten
2. Ruil je dictee met buurman/vrouw
3. Kijk het dictee na + verbeter fouten.
4. Bespreek de fouten 
timer
7:00

Slide 76 - Slide

Welke vraag heb jij ?

Slide 77 - Slide

Slide 78 - Slide

Slide 79 - Link

Lesdoelen:
Na deze les:
- ken ik de werkwoorden van thema 2
- ken ik de woorden van thema 2
- kan ik de werkwoorden en woorden gebruiken

Slide 80 - Slide