This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Leerdoel
Je leert dat taal verandert.
Slide 1 - Slide
Wat is een leenwoord?
Slide 2 - Mind map
Leenwoorden
Slide 3 - Slide
Wat is het meest uitgeleende Nederlandse woord en komt terug in 57 andere talen?
A
Boot
B
Baas
C
Aardappel
D
Tulp
Slide 4 - Quiz
Uit welke taal hebben wij het woord 'Humor' geleend?
A
Duits
B
Pools
C
Frans
D
Engels
Slide 5 - Quiz
Wat is straattaal nou eigenlijk?
Slide 6 - Mind map
Straattaal:
Het taalgebruik van jongeren in grote meertalige steden die Nederlandse woorden en uitdrukkingen vervormen of vervangen door materiaal uit andere talen zoals bijvoorbeeld het Sranan (Surinaamse taal), Marokkaans (Arabisch en/of Berber) en/of (Amerikaans-) Engels.
Slide 7 - Slide
No span, er zit nog gas in die whip.
A
Geen stress, er zit nog benzine in de auto.
B
Geen zorgen, ik heb nog genoeg energie.
C
Ze is niet knap, maar heel bijdehand
Slide 8 - Quiz
''Ik beef met je peki''- Sevn Alias
A
Ik rooster je kip
B
Ik maak ruzie met je vriend
C
Ik maak ruzie met je vrouw
Slide 9 - Quiz
Wanneer is straattaal ontstaan?
A
eind 20e eeuw
B
eind 19e eeuw
C
Begin van het jaar 2000
Slide 10 - Quiz
Hoe komt het dat veel jongeren straattaal overnemen?
A
Het wordt gebruikt in songteksten
B
Jongeren zijn gevoelig voor populariteit en nemen dit van elkaar over.
C
Jongeren die straattaal spreken zijn vaak tweetalig opgevoed en leren dit thuis.
Slide 11 - Quiz
Taal verandert
Taal verandert steeds: er komen nieuwe woorden bij en oude woorden verdwijnen. We lenen woorden uit andere talen. We noemen dat leenwoorden, zoals chip, jus d’orange en boerka.
Slide 12 - Slide
Taal verandert
Naast dat we woorden overnemen uit andere talen, bedenken we zelf ook nieuwe woorden. Er komen dan nieuwe woorden bij en oude woorden verdwijnen. Nieuwe woorden ontstaan op twee manieren:
1 We lenen ze uit andere talen; 2 We bedenken ze zelf;
2 We bedenken ze zelf; dat zijn de nieuwe woorden
Slide 13 - Slide
Cursus 4 Taal $ 3 taalverandering
Slide 14 - Slide
Aan de slag
Je maakt opdracht 1, 2, 4 en 5 (blz. 94)
Samenwerken mag, maar ZACHTJES overleggen
Klaar? Steek je hand om, zodat ik je werk kan controleren