2b

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
Laptop en boek op de tafel
Log in op LessonUp
Tas op de grond
Mobiel in de tas
1 / 24
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvmboLeerjaar 1

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 70 min

Items in this lesson

Politieke stromingen
Staatsinrichting van Nederland
Laptop en boek op de tafel
Log in op LessonUp
Tas op de grond
Mobiel in de tas

Slide 1 - Slide

§1.2
Politieke stromingen
A
Een liberaal parlement
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
B
Sociale kwestie en schoolstrijd: Ben je er niet kijk dan dit filmpje met uitleg
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
C
Stromingen organiseren zich
Leerdoel:
Je kan uitleggen hoe politieke stromingen zich onderling steeds meer gingen onderscheiden.
Begrippen:
emancipatie
verzuiling
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 2 - Slide

Een ruzie tussen koning en parlement in 1866-1867. Na deze kwestie moest de koning accepteren dat het parlement echt de baas was geworden in Nederland.
A
Caoutchouc artikel
B
sociale kwestie
C
onschendbaarheid
D
Luxemburgse kwestie

Slide 3 - Quiz

12. Zet de afbeeldingen bij de juiste stroming
Vaardigheid: Chronologiseren
Liberalisme
Socialisme
Confessionelen

Slide 4 - Drag question

Liberalisme.
A
Opkomen voor zwakkeren in de samenleving.
B
Zo min mogelijk overheidsbemoeienis.
C
Rijke mensen.
D
Gelijkheid is belangrijker dan vrijheid.

Slide 5 - Quiz

Confessionelen zijn de ....
A
liberalen & protestanten
B
protestanten & katholieken
C
katholieken & socialisten
D
socialisten & liberalen

Slide 6 - Quiz

Wat is Socialisme?
A
Politieke stroming die vindt dat er een eind moet komen aan de uitbuiting van arbeiders door ondernemers.
B
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor de burgers.

Slide 7 - Quiz

wat zijn confessionelen
A
zij vonden dat iedereen gelijk was en dat de overheid meer moest doen voor de arbeiders
B
zij wilden dat de overheid zich zo minmogelijk bemoeiden met de samenleving
C
dit waren katholieken en protestanten

Slide 8 - Quiz


Wat is het liberalisme?
A
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk gelijkheid voor alle burgers.
B
Politieke stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
C
Economische stroming die opkomt voor zoveel mogelijk vrijheid voor alle burgers.
D
Economische stroming die opkomt voor zoveel mogelijk gelijkheid voor alle burgers.

Slide 9 - Quiz

Confessionelen
A
Gelijkheid
B
Geloof
C
Vrijheid
D
Regels

Slide 10 - Quiz

Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht
Stroming
Kernwoord
Kern
Liberalisme
Vrijheid
Liberalen willen dat mensen zoveel mogelijk vrij zijn. De overheid moet zich niet veel bemoeien met mensen en de economie.
Socialisme
Gelijkheid
Socialisten vinden dat iedereen gelijkwaardig is. De regering moet armen (arbeiders) helpen
met wetten en regels
Confessionalisme
Geloof
Het geloof moet centraal staan bij het besturen van het land. Er waren twee groepen confessionelen: protestanten en katholieken

Slide 11 - Slide

Wat is censuskiesrecht?
A
Census betekent volkstelling, dus iedereen met een Nederlands paspoort mag stemmen
B
Alleen mannen mogen stemmen
C
Census betekent opleiding, dus iedereen met een diploma
D
Alleen rijke mannen mogen stemmen

Slide 12 - Quiz

  • Nederland was vanaf 1848 een parlementaire democratie, maar lang niet iedereen mocht stemmen.
  • Dat kwam door het censuskiesrecht: alleen mensen die rijk genoeg zijn om een bepaald bedrag aan belasting te betalen, mogen stemmen.
  • Vrouwen hadden geen stemrecht.
  • Alleen rijke mannen mochten dus stemmen in 1848. Dat was ongeveer 11% van de volwassen mannen.
  • Veel rijke mannen stemden op de liberalen. Zij hadden dan ook de macht in het parlement

  • De socialisten wilden het anders. Zij wilden algemeen kiesrecht 
Leerdoel:
Je kan uitleggen welke stromingen in het parlement bestonden en dat de liberalen de macht hadden.
Begrippen:
liberalisme
socialisme
confessionalisme
§1.2
Politieke stromingen
A
DeBoze burgers
Een liberaal parlement
 
censuskiesrecht
algemeen kiesrecht

Slide 13 - Slide

 Lees paragraaf 2b blz 18
Pak je leerdoelen document erbij en geef antwoord op vraag
1 tm 7. Daarna bespreken we die. Dat is je aantekening 
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen: Aan de slag
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 14 - Slide

De verslechtering van leef- en werkomstandigheden werd de sociale kwestie genoemd:
  • Lage lonen
  • Massale werkloosheid
  • Vrouwen- en kinderarbeid
  • Slechte woonomstandigheden
  • Slechte werkomstandigheden


Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 15 - Slide



Gevolgen industriële revolutie:
  • Verstedelijking
  • De sociale kwestie
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 16 - Slide

Verstedelijking:
  • Veel arme mensen trokken naar de fabriek voor werk
  • Gevolg: ontstaan steden. Dit noem je verstedelijking

Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 17 - Slide

Er waren nog weinig wetten om arme arbeiders te helpen. Dit soort wetten noem je sociale wetten.

De enige wet die er was:
  • armenwet. 

Socialisten: Maak meer sociale wetten om armen te helpen.
Liberalisten: Tegenstander van dit soort wetten.
Confessionelen: God had rijk en arm bepaald. Wetten waren dus niet nodig.
Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 18 - Slide

Een belangrijk conflict tussen liberalen, socialisten en confessionelen ging over het onderwijs.
  • In Nederland was Openbaar onderwijs en Bijzonder onderwijs (protestants of katholiek onderwijs).
  • De overheid betaalde alleen het neutrale Openbaar onderwijs. 
  • Confessionelen vonden dat Bijzonder onderwijs ook betaald moest worden door de overheid. De liberalen waren hier tegen.
  • Deze politieke ruzie wordt de schoolstrijd genoemd


Leerdoel:
Je kan beschrijven dat aanhangers van de verschillende politieke stromingen niet hetzelfde dachten over bijzonder onderwijs en de sociale kwestie
Begrippen:
industriële revolutie
verstedelijking
sociale kwestie
§1.2
Politieke stromingen
B
DeBoze burgers
Sociale kwestie en schoolstrijd
 
sociale wetten
schoolstrijd

Slide 19 - Slide

Afronding

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Video

Voor industrialisatie
Na industrialisatie
Sleep  de kenmerken naar het juiste vak.
Sociale Kwestie
Huisnijverheid
stoommachines
Landbouwsamenleving
verstedelijking
Lang werkdagen

Slide 22 - Drag question

Liberalisme
Socialisme
Confessionalisme
Sociale kwestie vanuit geloof oplossen
Zo weinig mogelijk bemoeienis van de overheid 
de sociale kwestie wordt van zelf opgelost
de overheid moet de zwakkere helpen
Er moet algemeen kiesrecht komen
Overheid moet sociale wetten maken
Bijzondere scholen moeten ook betaald worden door de overheid

Slide 23 - Drag question

Deze vraag gaat over de schoolstrijd in Nederland.

Over de betaling van de overheid van welke type onderwijs ging de schoolstrijd?
A
het speciaal onderwijs
B
het liberaal onderwijs
C
het bijzonder onderwijs
D
het openbaar onderwijs

Slide 24 - Quiz