Symbiose Langdurig samenleven van organismen van verschillende soorten
Mutualisme: beide soorten hebben voordeel van de relatie Commensalisme: eén soort heeft voordeel, de ander heeft geen nadeel Parasitisme: eén soort ondervindt schade
Slide 10 - Slide
Symbiose
M: mutualisme (beiden soorten hebben voordeel). Bijvoorbeeld: korstmossen, wortelknolletjes bij vlinderbloemigen, bittervoorn en zoetwatermossel
C: commensalisme (een soort heeft voordeel; de ander heeft geen nadeel, maar ook geen voordeel). Bijvoorbeeld: zeepok op een mossel
P: parasitisme (een soort heeft voordeel; ander heeft nadeel). Bijvoorbeeld: spoelwormen, bloedzuigers, lintwormen, etc.
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
De mierenpissebed leeft in de nesten van verschillende soorten mieren. Daar voedt hij zich met afvalresten van de mier. Om welke vorm van symbiose gaat het hier?
Slide 14 - Open question
De maretak (mistletoe) leeft op bomen en neemt voedingsstoffen en water op van de boom. De boom verliest hierdoor zijn bladeren. Wat voor type symbiose is dit?
Slide 15 - Open question
Welk soort relatie is dit?
A
PREDATIE
B
COMPETITIE
C
SYMBIOSE
Slide 16 - Quiz
Welk soort relatie is dit?
A
PREDATIE
B
COMPETITie
C
SYMBIOSe
Slide 17 - Quiz
Welk soort relatie is dit?
A
PREDATIE
B
COMPETITIE
C
SYMBIOSE
Slide 18 - Quiz
Huiswerk
Leren ecologische relaties (zie studiewijzer in magister)