4H Frans - unité 1 + 2

4H Frans unité 1 + 2
werkwoorden
getallen
bijvoeglijk naamwoord 
bijwoord
bezittelijk voornaamwoord
1 / 44
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 44 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

4H Frans unité 1 + 2
werkwoorden
getallen
bijvoeglijk naamwoord 
bijwoord
bezittelijk voornaamwoord

Slide 1 - Slide

être
savoir
rencontrer
entendre
acheter
perdre
vouloir
faire
chercher
hebben
zijn
gaan
doen
maken
zoeken
sturen
houden van
kopen
praten
kunnen
willen
weten
zien
horen
wachten
verliezen
teruggeven
uitstappen
ontmoeten
leggen

Slide 2 - Drag question

présent
passé composé
futur simple
imparfait
futur du passé
j'ai envoyé
nous savions
il voit
maman peut
tu voudras
ils perdaient
vous faites
ils ont perdu
elle irait
elle est allée
nous attendrions
nous irons

Slide 3 - Drag question

j'ai été
il repondra
elles veulent
nous ferions
nous avons pu
vous aviez
ik heb gedaan
hij zal maken
zij nemen
wij zouden maken
ik ben geweest
hij zal antwoorden
zij willen
wij hebben gekund
u had

Slide 4 - Drag question

Vervoeg: faire, présent, nous ...

Slide 5 - Open question

Vervoeg: vouloir, imparfait, il...

Slide 6 - Open question

Vervoeg: savoir, présent, ils...

Slide 7 - Open question

Vervoeg: envoyer, passé composé, tu...

Slide 8 - Open question

Vervoeg: pouvoir, passé composé, nous...

Slide 9 - Open question

Vervoeg: répondre, futur, je...

Slide 10 - Open question

Vervoeg: voir, futur, vous...

Slide 11 - Open question

Vervoeg: faire, futur du passé, je...

Slide 12 - Open question

Vervoeg: pouvoir, imparfait, elle...

Slide 13 - Open question

vertaal: ik kan

Slide 14 - Open question

vertaal: wij zullen doen

Slide 15 - Open question

vertaal: wij hebben verloren

Slide 16 - Open question

Oefenen met werkwoorden

Slide 17 - Slide

93

Slide 18 - Open question

vierde

Slide 19 - Open question

11:40 uur

Slide 20 - Open question

7:30 uur

Slide 21 - Open question

donderdag 29 maart

Slide 22 - Open question

Waar zegt een bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin

Slide 23 - Quiz

Waar zegt een bijwoord iets over?
A
een werkwoord
B
een bijvoeglijk naamwoord
C
een zelfstandig naamwoord
D
de hele zin

Slide 24 - Quiz

une ... maison ... (groot)
noteer de nieuwe zin

Slide 25 - Open question

quelques ... livres ... (mooi)
noteer de nieuwe zin

Slide 26 - Open question

des ... femmes ... (sportief)
noteer de nieuwe zin

Slide 27 - Open question

des ... chiens ... (gevaarlijk)
noteer de nieuwe zin

Slide 28 - Open question

Wat plak je achter een bijvoeglijk naamwoord om er een bijwoord van te maken?

Slide 29 - Open question

Maak een bijwoord van: poli

Slide 30 - Open question

Maak een bijwoord van: correct

Slide 31 - Open question

Maak een bijwoord van: sportif

Slide 32 - Open question

Maak een bijwoord van: bon

Slide 33 - Open question

Maak een bijwoord van: récent

Slide 34 - Open question

Kies de juiste vorm. Serge Gainsbourg chante (beter)
A
meilleur
B
mieux

Slide 35 - Quiz

Kies de juiste vorm. (gelukkig) sa musique est populaire
A
heureux
B
heureuse
C
heureuxment
D
heureusement

Slide 36 - Quiz

Kies de juiste vorm. C'est un plat (typisch) Frans.
A
typique
B
typiquement

Slide 37 - Quiz

Kies de juiste vorm: C'est un (goede) chanteur.
A
bon
B
bonne
C
bien

Slide 38 - Quiz

mijn
jouw
ons/onze
zijn/haar
uw/jullie
hun
ton
son
mon
mes
nos
sa
ses
tes
votre
ta
vos
notre
ma
leur
leurs

Slide 39 - Drag question

... vêtements (hun)

Slide 40 - Open question

... chaussures de sports (haar)

Slide 41 - Open question

... lunettes de soleil (mijn)

Slide 42 - Open question

... appartement (ons)

Slide 43 - Open question

Bon courage!
  • Leer alle voca goed en maak de D-toets. Je kunt ook online een D-toets maken.
  • Leer ook de zinnen.
  • Oefen met grammatica (blz. 92 t/m 97)

Slide 44 - Slide