Centraal Examen 2F

Centraal Examen MBO
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1,3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Centraal Examen MBO

Slide 1 - Slide

Wat houdt het CE in?
- Nederlandse taal lezen + kijken en luisteren
- Dit examen maak je op de computer
- Totaal: 90 minuten (2F)
- Let op: je krijgt één cijfer voor beide onderdelen!

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Wat moet je kunnen en kennen?
- Tekstdoel (begrijpen)
- Hoofd- en bijzaken (begrijpen)
- De opbouw van een tekst (evalueren)
- Feiten en meningen (begrijpen)
- Bedoelingen herkennen (interpreteren)
- informatie toepassen (begrijpen en interpreteren)
- Tussenkopjes kiezen (begrijpen en interpreteren) 
-  Een tekst samenvatten (hoofd- en bijzaken!)

Slide 4 - Slide

 90% multiple choice vragen 


- Begrijpen (tekstsoort, hoofdgedachte, relaties en verbanden, standpunt, argumenten, feiten meningen onderscheiden)
- interpreteren (wat bedoelt de schrijver, wat is zijn opvatting,  wat denkt en voelt hij, je moet hier conclusies trekken)
- samenvatten
- evalueren (argumentatie en informatie beoordelen op betrouwbaarheid en validiteit, doel van schrijver herkennen en de talige middelen die hij gebruikt om dat doel te bereiken)

Slide 5 - Slide

Tekst
Informeren
Activeren
Vermaken
Instrueren
Verkiezingsposter
Reclame-folder
Handleiding
Gedicht
Krantenartikel
Songtekst
Geboortekaartje

Slide 6 - Drag question

Wat is de juiste volgorde van een tekstindeling?
A
Inleiding, middenstuk met tussenkopjes, slot
B
Inleiding, slot, middenstuk
C
Inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot
D
Titel, inleiding, middenstuk met eventueel tussenkopjes, slot

Slide 7 - Quiz

In een tekst over asieldieren beschrijft een schrijver zijn huisdieren: twee heeft hij uit het asiel gehaald en één niet.
Vervolgens stelt hij zichzelf de vraag: "Zijn asieldieren leukere dieren dan
dieren die niet uit het asiel komen?"

Op welke manier(en) heeft de schrijver de tekst ingeleid?
A
Beschrijving van de aanleiding + vragen stellen
B
Situatieschets + beschrijving van de aanleiding
C
Beschrijving van de aanleiding + een probleem
D
Situatieschets + vragen stellen

Slide 8 - Quiz

Welke tussenkopjes kunnen er staan in een tekst over jullie opleiding?

Slide 9 - Mind map

Aan het einde van een tekst staat: dus we gaan nooit meer met de auto op vakantie.

Welke manier van afsluiten heeft de schrijver hier gebruikt?
A
Samenvatting
B
Conclusie
C
Aanbeveling
D
Oplossing

Slide 10 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Ik ben van mening dat we geen vlees meer moeten eten, maar mijn beste vriend denkt daar helaas anders over.
A
Tegenstelling
B
Opsomming
C
Voorbeeld
D
Reden

Slide 11 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Als jij mijn tas even inpakt, dan koop ik onderweg iets lekkers voor je.
A
Volgorde van tijd
B
Opsomming
C
Voorwaarde
D
Voorbeeld

Slide 12 - Quiz

Met welk tekstverband hebben we hier te maken?

Mijn broer kwam in een lange file terecht; daardoor kwam hij te laat op zijn introductiedag.
A
Oorzaak-gevolg
B
Tegenstelling
C
Opsomming
D
Voorbeeld

Slide 13 - Quiz

Hieronder staan enkele veelvoorkomende vragen:

Wie zegt wat over …? 
Wat is volgens de tekst waar? 
Wat staat er in de tekst over…. (tekstbegrip)
In de tekst staat … wat wordt hiermee bedoeld? (woordbegrip)
Wat is het doel van de schrijver met deze tekst?
 Wat is de mening van de schrijver? Welke argumenten gebruikt de schrijver?
Welke alinea vormt de inleiding, de kern of het slot?
Wat is het onderwerp van de tekst of alinea? Of: Wat is een goed tussenkopje bij deze alinea?
Wat is een goede samenvatting van de tekst of alinea? 
Waarnaar verwijst een woord? (verwijswoorden, signaalwoorden)
Wat is het verband tussen alinea … en …? (signaalwoorden + tekstverbanden)
Zijn de volgende beweringen waar of niet waar?
Waarom gebruikt de auteur hier aanhalingstekens?

Slide 14 - Slide

Waar hebben jullie
nog behoefte aan?

Slide 15 - Mind map