Theorie toets - Voorstellingsaspecten en vormgevingsaspecten

1 / 47
next
Slide 1: Slide
Beeldende vormingMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 47 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Wat zijn de vijf aspecten van de vormgeving?
SCHILDERIJ
VORM
KLEUR
RUIMTE
LICHT
COMPOSITIE
VOORSTELLING
TEXTUUR
KAMER
LAMP

Slide 2 - Drag question

Welk vormgevingsaspect past bij
wat je ziet op de afbeelding
hiernaast?
A
Textuur
B
Structuur
C
Decoratief
D
Patroon

Slide 3 - Quiz


A
toegepast kunst
B
autonome kunst
C
beide
D
geen van beide

Slide 4 - Quiz

Met contrast wordt .........................bedoeld.
A
Overeenkomst
B
Tegensteling

Slide 5 - Quiz

Deze afbeelding is:
A
realistisch
B
abstract

Slide 6 - Quiz

Kleur
KLEUR

Slide 7 - Slide

rood, geel en blauw noemen we
A
felle kleuren
B
primaire kleuren
C
basiskleuren
D
echte kleuren

Slide 8 - Quiz

paars is de mengkleur van
A
blauw en rood
B
geel en rood
C
blauw en geel
D
rood en zwart

Slide 9 - Quiz

Wat zijn complementaire kleuren?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 10 - Open question

Welke kleurcontract is
gebruikt in het schilderij
hiernaast?
A
Licht/donker
B
Warm/koud
C
Kleur tegen kleur
D
Complementair

Slide 11 - Quiz

Wat betekent monochroom kleurgebruik? Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 12 - Open question

voorstelling
vormgeving
het verhaal
het thema
Wat wordt afgebeeld?
het concept
techniek
materiaal
compositie
sfeer
inhoud
decor
belichting
geluidseffecten

Slide 13 - Drag question

VORM

Slide 14 - Slide

Wat is een organische vorm?
A
Een vorm die lengte en breedte heeft
B
een vorm afgeleid van mensen, dieren, planten
C
een wiskundige vorm
D
een vorm die lengte, breedte en diepte heeft

Slide 15 - Quiz


Op welke afbeelding zie je organische vormen?
A
Afbeelding A
B
Afbeelding B

Slide 16 - Quiz

Wat voor vorm zie je op
de afbeelding hiernaast?
A
Organische vorm
B
Gesloten vorm
C
Geometrische vorm
D
Tweedimensionale vorm

Slide 17 - Quiz

Sleep de begrippen naar de juiste plaatjes
Een driedimensionale vorm
Een open vorm
Een geometrische vorm
Een plastische vorm
Een platte vorm

Slide 18 - Drag question

LICHT

Slide 19 - Slide

Wat is een silhouet?
A
Schaduw die ontstaat bij tegenlicht
B
een zwarte vorm
C
Een angstaanjagende figuur
D
een zijaanzicht

Slide 20 - Quiz

Hier zie je een voorbeeld van?
A
meelicht
B
tegenlicht

Slide 21 - Quiz

Welke lichtbron zie je hier?
A
een natuurlijke
B
een slagschaduw
C
strijklicht
D
een kunstmatige

Slide 22 - Quiz

Bij sterk tegenlicht is er sprake van...
A
Zijlicht
B
Een silhouet
C
Duidelijke details
D
Meelicht

Slide 23 - Quiz

COMPOSITIE

Slide 24 - Slide

Welke compositie is
gebruikt in het schilderij
hiernaast?
A
Cirkelcompositie
B
Driehoekscompositie
C
Overall compositie
D
Centraalcompositie

Slide 25 - Quiz

Welke compositie is
gebruikt in het schilderij
hiernaast?
A
Cirkelcompositie
B
Driehoekscompositie
C
Overall compositie
D
Centraalcompositie

Slide 26 - Quiz

Wat is een dynamische compositie?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 27 - Open question

De manier waarop alles geordend is in een kunstwerk noemen we...
A
Afbeelding
B
Ordening
C
Compositie
D
Vlakverdeling

Slide 28 - Quiz

Slide 29 - Slide

Welk perspectief is
gebruikt in het schilderij
hiernaast?
A
Kikvorsperspectief
B
Kleurperspectief
C
Lijnperspectief
D
Vogelvluchtperspectief

Slide 30 - Quiz

Wat betekent het wanneer er in een schilderij 'afsnijding' is gebruikt?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 31 - Open question

Welk perspectief is
gebruikt in het schilderij
hiernaast?
A
Kikvorsperspectief
B
Kleurperspectief
C
Lijnperspectief
D
Atmosferisch perspectief

Slide 32 - Quiz

LIJN

Slide 33 - Slide

Hoe noemen we de zwarte lijn om de vorm heen?
A
Contourlijn
B
Constructie
C
Silhouet
D
Vormlijn

Slide 34 - Quiz

Wat is een arcering?
A
Een vlak opgevuld met dicht bij elkaar getekende lijnen
B
Een vlak ingekleurd met een arceer stift.
C
Een zwart ingekleurd vlak
D
Een wit vlak

Slide 35 - Quiz

STRUCTUUR 
EN 
TEXTUUR

Slide 36 - Slide

Is dit een natuurlijke structuur of een textuur?
A
Structuur
B
Textuur

Slide 37 - Quiz

Wat is een structuur?
A
zichtbare en voelbare aard van een oppervlak
B
een ruw oppervlak
C
de (zichtbare) opbouw van een materiaal
D
of iets zacht of hard is

Slide 38 - Quiz

Wat is een textuur?
A
zichtbare en voelbare aard van een oppervlak
B
een ruw oppervlak
C
de opbouw van een materiaal
D
of iets zacht of hard is

Slide 39 - Quiz


A
Structuur
B
Textuur
C
Stofuitdrukking

Slide 40 - Quiz

Leg het verschil uit tussen VOORSTELLING en VORMGEVING.

Slide 41 - Open question


Wat is een monument?
A
Een kunstwerk wat een verhaal uit de geschiedenis vertelt.
B
Een kunstwerk wat een gebeurtenis of persoon herdenkt
C
Een plek waar mensen komen bidden
D
Een plek waar een belangrijk persoon begraven ligt

Slide 42 - Quiz

Wat is toegepast kunst?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 43 - Open question

Welke voorstelling zie
je op het schilderij
hiernaast?
A
Landschap
B
Genre
C
Portret
D
Stilleven

Slide 44 - Quiz

Wat betekent geabstraheerd?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 45 - Open question

Wat betekent figuratief?
Leg zo duidelijk mogelijk uit.

Slide 46 - Open question

Welk vormgevingsaspect past bij
wat je ziet op de afbeelding
hiernaast?
A
Textuur
B
Structuur
C
Decoratief
D
Patroon

Slide 47 - Quiz