Les 1 paragraaf 5.1

1 / 33
next
Slide 1: Slide
WiskundeMiddelbare schoolvmbo, mavo, havo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 33 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 15 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Maar niet voordat we eerst.....
Even hebben gehoord hoe jullie vakantie is geweest.

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
Eerst even een klein stukje voorkennis terughalen.
Dan nieuwe theorie
Aan het werk 

Slide 3 - Slide

Wat kan je na deze les
  • Je weet het verschil tussen grootheid en eenheid
  • Je kent de eenheden van lengte
  • Je weet hoe je de eenheden van lengte kan omrekenen.  

Slide 4 - Slide

Even herhalen
Grootheden en eenheden

Grootheden: Wat wil je gaan meten bijvoorbeeld: de temperatuur

Eenheden: waarin wil je dat meten bijvoorbeeld: graden celcius.

Slide 5 - Slide

Wat is een voorbeeld van een grootheid?
A
liter
B
kilogram
C
oppervlakte
D
seconde

Slide 6 - Quiz

Welke eenheid hoort bij temperatuur?
A
Celsius
B
warm
C
thermometer
D
vriezen

Slide 7 - Quiz

Wat is een grootheid en wat is een eenheid?
Grootheid
Eenheid
lengte
oppervlakte
seconde
kilogram
snelheid
centimeter
uur
tijd
kilometer
gewicht
hectare

Slide 8 - Drag question

Wat is het rijtje van eenheden van lengte?
Van km naar mm = per stap x10
Van mm naar km = per stap :10

Slide 9 - Slide

Lengte eenheden

km   hm   dam   m   dm   cm   mm

Neem even de tijd om deze weer te leren

mm   cm   dm   m   dam   hm   km

Slide 10 - Slide

Lengte eenheden
EN NU EVEN CONTROLEREN

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Lengtematen omrekenen
800 cm = ..... m
A
0.8
B
8
C
80
D
800

Slide 13 - Quiz

Lengtematen omrekenen
3400 cm = ..... dm
A
34 dm
B
3400 dm
C
3,4 dm
D
340 dm

Slide 14 - Quiz

Lengtematen omrekenen
500 m = ..... km
A
0,5 km
B
5 km
C
50 km
D
500 km

Slide 15 - Quiz

Lengtematen omrekenen
86 m = ..... mm
A
86 mm
B
8600 mm
C
8,6 mm
D
86000 mm

Slide 16 - Quiz

Lengtematen omrekenen
70 dm = ..... mm
A
700 mm
B
7000 mm
C
70000 mm
D
70 mm

Slide 17 - Quiz

Lengtematen omrekenen
34 cm = ..... dm
A
3,4 dm
B
34 dm
C
3400 dm
D
340 dm

Slide 18 - Quiz

Waar sta je nu met het omrekenen van lengtematen?
A
B
C

Slide 19 - Quiz

En nu aan de slag
  1. ga naar de methode getal en ruimte
  2. Ga naar de planning
  3. Kies welke planning je doet
  • vind je het nog heel moeilijk, dan krijg je extra uitleg
  • Snap je het, dan doe je hoofdstuk 5 week 1
  • Vind je het heel makkelijk, dan doe je hoofstuk 5 week 1 plus
  • Let op je moet 60% goed hebben van je sommen

Slide 20 - Slide

Wat is omtrek
Doel:
Ik weet wat ik moet doen als ik de omtrek moet uitrekenen.

Slide 21 - Slide

Het woord omtrek zegt eigenlijk al wat het is.
Je gaat om het figuur heen meten.
Bijvoorbeeld de omtrek van een boom.

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Video

Bereken de omtrek van
de rechthoek hiernaast
A
5a2b2
B
10ab4
C
10a4b4
D
10ab4b

Slide 24 - Quiz

Een rechthoek is 7 bij 4 cm. Bereken de omtrek en de oppervlakte.
A
omtrek = 11 cm, oppervlakte = 28 cm²
B
omtrek = 22 cm, oppervlakte = 35 cm²
C
omtrek = 11 cm, oppervlakte = 11 cm²
D
omtrek = 22 cm, oppervlakte = 28 cm²

Slide 25 - Quiz

Hoe bereken je de omtrek?
A
Omtrek = lengte x breedte
B
Omtrek = lengte + breedte
C
Omtrek = alle zijden van een figuur optellen
D
Omtrek = alle zijden van een figuur keer elkaar

Slide 26 - Quiz

Wat is de omtrek?
A
58m
B
172m2
C
60m
D
200m2

Slide 27 - Quiz

Bereken de omtrek
van het terras.
A
de omtrek is 30 m
B
de omtrek is 54 meter
C
de omtrek is 60 meter
D
de omtrek is 70 m

Slide 28 - Quiz

Omtrek uitleg

De omtrek is de afmeting eromheen.
De omtrek is belangrijk om te weten als je bijvoorbeeld een hek rondom je tuin wilt of als je prikkeldraad wilt langs je huis.

Je berekend de omtrek door alle zijdes bij elkaar op te tellen

Vergeet niet de berekening en de eenheid (cm, m, ...) er bij te zetten

Slide 29 - Slide

Omtrek tuin:

Omtrek = lengte + breedte + lengte + breedte
                = 20 +15 + 20 +15
                = 70 meter
                               of
Omtrek = 2 x lengte + 2 x breedte
                = 2 x 20 + 2 x 15
                = 70 meter
                             of
Omtrek = 2 x (lengte + breedte)
                = 2 x (20 + 15)
                = 2 x 35
                = 70 meter
Je mag natuurlijk ook de
letters l en b gebruiken in plaats van lengte en breedte

Slide 30 - Slide

Er zijn ook andere figuren:
 
Driehoek:
omtrek driehoek = 4 + 3 + 4
                                = 15 cm

Een vierhoek:
(Ik begin bij A)
omtrek figuur ABCD  = 3 + 4 + 5 + 2 
                                        = 15 cm

Slide 31 - Slide

Huiswerk
Maak  je  persoonlijke planner  hulp, mavo of plus van week 1 af. 
Leer de theorie van hoofdstuk 5 de voorkennis.
Maak het formatieve toetsje week 1
Volgende keer beginnen we met een kahoot over deze stof.

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide