Verlichting DC1 - oefenen met formuleren

HC Verlichting
Oefenen met formuleren

DC1 DE VERLICHTING (1650-1789)
1 / 10
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

This lesson contains 10 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

HC Verlichting
Oefenen met formuleren

DC1 DE VERLICHTING (1650-1789)

Slide 1 - Slide

oefenen met formuleren 1
Deze oefening is geschikt voor leerlingen die moeite hebben om de juiste onderdelen in een antwoord te zetten of moeite hebben met een antwoord op een examenwenselijke wijze te formuleren en hierdoor punten mislopen.


Slide 2 - Slide

  1. Ga na of het een bronvraag is of niet.
  2. In geval van een bronvraag: scan eerst de bron. Wat zie je allemaal? 
  3. Lees daarna de introductie van de vraag. In de introductie wordt belangrijke informatie gegeven die je nodig hebt bij het beantwoorden van de vraag.
  4. Lees dan pas de daadwerkelijke vraag. 
  5. Lees nogmaals de introductie en de vraag. Omcirkel nu plaatsaanduidingen en tijdsaanduidingen. 
  6. Onderstreep daarna begrippen die overeenkomen met woorden uit de kenmerkende aspecten, tijdvakken of de historische contexten. Op deze manier plaats je de vraag bij een kenmerkend aspect, tijdvak of historische context en voorkom je verkeerde argumenten en onjuiste historische voorbeelden. 
  7. Geef nu antwoord op de vraag. Als een vraag uit meerdere streepjes (onderdelen) bestaat, werk dan de vraag per streepje uit. Vergeet geen streepje! 
  8. Herhaal altijd aan het begin van jouw antwoord de vraag
  9. Kijk altijd of je alles hebt beantwoord en of jouw antwoord wel een antwoord is op de vraag. Verkondig geen onzin, maar wees uitgebreid! Laat zien dat je hebt geleerd.
Hoe zat het ook al weer?

Slide 3 - Slide

Gebruik bron 1 (klik op de afbeelding)
4p Deze bron gaat over de Eed op de Kaatsbaan in 1789.
– Leg met behulp van drie bronelementen uit welke boodschap de schilder weergeeft over deze gebeurtenis.
– Leg uit wat het standpunt van de tekenaar betekent voor de betrouwbaarheid van het schilderij als bron over deze gebeurtenis.

Slide 4 - Open question

3p Noem drie ontwikkelingen die bijdroegen aan de vooruitgang van de wetenschap in de vroegmoderne tijd en leg per ontwikkeling uit hoe die bijdroeg.

Slide 5 - Open question

Gebruik bron 2 en 3
De bronnen zijn uitspraken van Descartes en Locke.
2p Leg met behulp van een bronelement uit welke uitspraak van wie is.

Slide 6 - Open question

Gebruik bron 4
4p Deze bron gaat over verlicht denken.
– Een bewering: ‘De bedoeling waarmee Thomasius zijn boek schreef, laat zien dat hij een verlicht denker was.’ Toon de juistheid van deze bewering aan.
– Leg met behulp van een bronelement uit dat in het verlichte denken de emoties ondergeschikt waren aan de rede.

Slide 7 - Open question

2p Leg uit dat Montesquieus politieke theorie een aanklacht was tegen het Franse bestuur in zijn tijd.

Slide 8 - Open question

3p Locke en Rousseau zijn beiden voor een sociaal contract.
– Noem twee punten waarop Rousseau in zijn interpretatie van het sociaal contract radicaler was dan Locke en
– Geef hiervoor een verklaring.

Slide 9 - Open question

2p Leg met behulp van Smiths economische theorie uit dat hij een rationeel optimist was.

Slide 10 - Open question