This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
4.3 Temperatuur
Slide 1 - Slide
Temperatuur
Je kent referentiematen voor temperatuur en kunt daarmee schattend rekenen.
Je kunt precies rekenen met eenheden voor temperatuur.
Je kunt bronnen waar de temperatuur in voorkomt aflezen en interpreteren
Slide 2 - Slide
Welke eenheden horen bij de grootheid temperatuur?
Slide 3 - Mind map
Celsius
In Nederland wordt temperatuur aangegeven door een aantal graden Celcius. Bij een temperatuur onder 0 vriest het bijvoorbeeld -3. Hoe verder een negatief getal van 0 af ligt , hoe kouder het is
Slide 4 - Slide
Fahrenheit
Fahrenheit is een eenheid om temperatuur aan te geven die vooral in Amerika wordt gebruikt. Meneer Fahrenheit stelde het vriespunt van water bijvoorbeeld gelijk aan 32 graden. Een zomerse dag van 25 °C is in Amerika 77 °F.
Slide 5 - Slide
Bekende temperaturen
Slide 6 - Slide
Gemiddelde temperatuur bij seizoen
Herfst
Zomer
Winter
Lente
17,5°C
11°C
4°C
10°C
Slide 7 - Drag question
Bereken het verschil in temperatuur. Verschil tussen 17,5 °C en 6,3 °C =
Slide 8 - Open question
Bereken het verschil in temperatuur Verschil tussen -3,6 en 4,8
Slide 9 - Open question
In Madrid is het vandaag -10 °C. Morgen wordt het 3 graden warmer. Hoe warm is het dan?