mc1 p3 week 8 online les

Week 8 p3  online les
  •  aanwezigheid registratie: camera's aan 
  • Groep A: online les 09.00 -09.30 uur 
  • Groep A: online gesprekken native speaker 09.30 - 10.00 uur 

  • Groep B: online gesprekken Native speaker  09.00 uur - 09.30 uur 
  • Groep B: online les 09.30 uur - 10.00 uur
1 / 22
next
Slide 1: Slide
FransMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Week 8 p3  online les
  •  aanwezigheid registratie: camera's aan 
  • Groep A: online les 09.00 -09.30 uur 
  • Groep A: online gesprekken native speaker 09.30 - 10.00 uur 

  • Groep B: online gesprekken Native speaker  09.00 uur - 09.30 uur 
  • Groep B: online les 09.30 uur - 10.00 uur

Slide 1 - Slide

qu'est-ce qu'on va faire?
  • Kennen en kunnen Toets periode 3 in je mail!( week 10: 18-22 april) 
  • Grammatica periode 2 kort opfrissen: , aanwijzend vnw, klokkijken, in naar: landen en steden, vraagzinnen en ontkenning

  •  Doel van deze les: ik weet en kan
  • de grammatica van periode 2 begrijpen en toepassen in Franse zinnen
  • aanwijzend vnw, klokkijken, landen/steden, vraagzinnen, ontkenning

Slide 2 - Slide

Voorbeeld zinnen vertalen toets p3
Ik ga morgen niet meer naar Frankrijk.
Waarom werk jij niet?


Slide 3 - Slide

En français
In het Frans gebruiken we vier aanwijzende voornaamwoorden: 

Mannelijk enkelvoud
ce       --->    ce message 
Vrouwelijk enkelvoud
cette  --->    cette brochure
Mannelijk klinker / h
cet      --->   cet arbre,  cet hôtel
Meervoud
ces      --->    ces entreprises

Slide 4 - Slide

Vul het juiste aanwijzend vnw in:

Je voudrais parler à .... monsieur.

A
Ce
B
Cet
C
Cette
D
Ces

Slide 5 - Quiz

Vul het juiste aanwijzend vnw in:

J'habite dans ...... ville.
A
ce
B
cet
C
cette
D
ces

Slide 6 - Quiz

dichtbij of ver weg?
om heel duidelijk aan te geven of iets dichtbij of ver weg is: plakken we er 
-ci (dichtbij) of 
-là (verder weg)  aan vast.

Slide 7 - Slide

cette fille-ci
ces enfants-là

Slide 8 - Slide




les heures



Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Qu'est-ce que tu entends?
A
Het is half 5.
B
Het is 5 uur.
C
Het is kwart over 5.
D
Het is half 6.

Slide 12 - Quiz

Qu'est-ce que tu entends?
A
Het is 20 over drie.
B
Het is tien voor half 4.
C
Het is 10 over half 3.
D
Het is tien over half 4.

Slide 13 - Quiz

Belgique
A
Masculin
B
Féminin
C
Pluriel

Slide 14 - Quiz

Je suis ........Danemark le 15 décembre
A
en
B
au
C
à
D
aux

Slide 15 - Quiz

Résumé
Nederlands: in / naar
Frans: 
au- bij mannelijke landen (le)
en - bij vrouwelijke landen (la) - eindigen op e !!!
aux- bij landen in meervoud (les)

à = bij steden! à Paris, à Lille

Slide 16 - Slide







Intonatie: zet een vraagteken achter de zin

Tu habites à Den Bosch.
Tu habites à Den Bosch?

zonder vraagwoord


1

Slide 17 - Slide

2

Est-ce que + de zin
Est-ce que betekent 'is het zo dat'


Tu es malade.     Jij bent ziek.
Est-ce que tu es malade?     Is het zo dat je ziek bent?
Elle est malade
Est-ce qu'elle est malade?

Slide 18 - Slide

 3    Inversie
 kan alleen als het onderwerp een pers vnw is
omdraaien van het onderwerp en de persoonsvorm (=ww)

Tu es étudiant.                Es-tu étudiant?

         !!!!!!   Elle mange une glace.          Mange-t-elle une glace?


Slide 19 - Slide

Maak de zin vragend op 3 manieren
Nous avons classe. (wij hebben les)

Slide 20 - Open question

Ontkenning en vraagzin: Vertaal:
Woon jij niet in Lille?
1. intonatie
2. met: est-ce que

Slide 21 - Open question

Week 8 p3  online les
  • afsluiting les/registratie: camera's aan 

Les devoirs:
  • weektaak 8
  • herkansing so Indiquer le chemin  : Lundi onze avril deux mille vingt-deux à trois heures de l'après-midi.

Slide 22 - Slide