This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.
Lesson duration is: 90 min
Items in this lesson
Días festivos
Clase 5
Slide 1 - Slide
Programa de hoy
1. El imperfecto
2. A escuchar
3. Explicación tarea final
4. Escribir una carta a los Reyes Magos
Slide 2 - Slide
Wanneer gebruik je de imperfecto? (1)
1) Voor het geven van beschrijvingen en achtergrondinformatie in het verleden. De tijdsaanduiding is vaak algemeen.
Bijvoorbeeld:
Antes vivía en España (Vroeger woonde ik in Spanje)
Cuando era pequeño, tenía un perro (Toen ik klein was, had ik een hond)
Slide 3 - Slide
Wanneer gebruik je de imperfecto? (2)
2) Voor het aanduiden van gewoontes en herhalingen in het verleden.
Bijvoorbeeld:
Todos los veranos íbamos a Francia. (Iedere zomer gingen we naar Frankrijk)
Siempre desayunaba con un cruasán. (Ik at altijd een croissantje)
Slide 4 - Slide
Signaalwoorden imperfecto
Slide 5 - Slide
El pretérito imperfecto: verbos regulares
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
0
Slide 8 - Video
De imperfecto wordt gebruikt voor:
A
jaartallen, handelingen in het verleden die zijn afgesloten
B
omschrijvingen, gewoonten en herhaaldelijke gebeurtenissen in het verleden
Slide 9 - Quiz
Imperfecto: wat is de ik -persoon van 'ser'?
A
sera
B
seía
C
era
D
sido
Slide 10 - Quiz
Imperfecto: wat is de ik-persoon van ir?
A
iba
B
vaya
C
ía
D
ido
Slide 11 - Quiz
Imperfecto: wat is de ik-persoon van ver?
A
visto
B
vía
C
veo
D
veía
Slide 12 - Quiz
Imperfecto Ik zong (cantar)
A
canto
B
canté
C
cantaba
D
he cantado
Slide 13 - Quiz
imperfecto: ver, tú
A
veías
B
viste
Slide 14 - Quiz
Imperfecto: ik dronk (beber)
A
bebo
B
bebía
C
bebían
D
beber
Slide 15 - Quiz
Imperfecto: hij ging
A
voy
B
iban
C
iba
D
ir
Slide 16 - Quiz
Imperfecto: escribir, tú
A
escribía
B
escribes
C
escribías
D
escribiste
Slide 17 - Quiz
¿Cómo celebrabas la Navidad cuando eras pequeño/a?
Slide 18 - Open question
Eindopdracht
Deze periode sluit je af met een praktische opdracht. Je onderzoekt een feestdag die gevierd wordt in de Spaanstalige wereld. Hierover maak je een video van ongeveer 5 minuten.
Slide 19 - Slide
Onderdelen
Algemene beschrijving van de feestdag: waar wordt het gevierd? Door wie? Wanneer?
De geschiedenis van de feestdag: wanneer ontstaan? Waarom? Is het religieus of juist niet?
Beschrijving van de gebruiken en gewoonten die passen bij deze feestdag. Denk aan kleding, eten, muziek, vuurwerk...
Een vergelijking met Nederland. Bij een internationale feestdag (zoals Kerst): wat zijn de overeenkomsten en verschillen in de vieringen? Bij een specifieke feestdag (zoals Las Fallas): kun je een ander feest bedenken dat overeenkomsten heeft? Leg uit.
Jouw mening over de feestdag.
Indien van toepassing: jouw eigen ervaring met de feestdag. Vier je het nu? Hoe vierde je het vroeger? Wat zijn/waren de gebruiken en gewoontes in jouw familie?
Slide 20 - Slide
Beoordeling
Taalgebruik: je maakt eenvoudige, eigen zinnen in de tegenwoordige en verleden tijd. Je gebruikt de woordenschat uit de module. Je hebt specifieke woorden opgezocht, maar de zinnen zijn zelfgemaakt. Je bent goed verstaanbaar.
Inhoud: alle punten zijn verwerkt, het filmpje is lang genoeg en de informatie is relevant.
Slide 21 - Slide
q-highschool.wixsite.com
Slide 22 - Link
¡ A practicar!
Ga naar: https://aprenderespanol.org/ejercicios/verbos/preterito-imperfecto/regulares-ar-elige.html
Klik op Comprobar om na te kijken en op más ejercicios voor meer opdrachten