231221 3B Economie Pincode H4 HH

Economie
Hoofdstuk 4 
Werkt dat zo?


3 basis 
1 / 45
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 3

This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Economie
Hoofdstuk 4 
Werkt dat zo?


3 basis 

Slide 1 - Slide

Hoe verdien jij je geld?

Slide 2 - Mind map

weet je nog
Arbeidsmotieven:
-inkomsten verdienen
-Regelmaat in je leven
-Contact met andere mensen
-Nuttig bezig zijn
- Jezelf ontwikkelen

Slide 3 - Slide

Wat voor onbetaalde arbeid doe jij weleens?
Welke Arbeidsmotief heb je hiervoor?

Slide 4 - Open question

Arbeidsmotieven

Slide 5 - Mind map

Wat zijn voorbeelden van betaalde arbeid?
A
Verkoopster in winkel
B
voorleesvader op school
C
Spelletjes doen met ouderen
D
oproepkracht bij tuinbouwbedrijf

Slide 6 - Quiz

weet je het nog?
Productiesectoren:

- Agrarische sector
- Industriële sector
- Dienstensector

Slide 7 - Slide

Agrarische sector
industriële sector
dienstverlenende sector

Slide 8 - Drag question


Wat is arbeidsverdeling?

Slide 9 - Open question

En dit, weet je dit nog?
Leidinggevend werk

Uitvoerend werk

Geschoold en ongeschoold werk


Slide 10 - Slide


Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit.

Dion is bedrijfsleider.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 11 - Quiz


Hebben deze mensen leidinggevend of uitvoerend werk? leg je keuze uit.

Hugo is docent economie.
A
Leidinggevend werk
B
Uitvoerend werk

Slide 12 - Quiz

Noem 2 voorbeelden van uitvoerend werk

Slide 13 - Open question

Geld is niet de enige manier om te werken. Noem nog een ander arbeidsmotief

Slide 14 - Open question

Weet je dit nog?
Arbeidsovereenkomst

CAO: collectieve arbeidsovereenkomst

Proeftijd

Slide 15 - Slide

Wat staat er NIET in een arbeidsovereenkomst?
A
werktijden
B
loon
C
pensioen-afspraken
D
Wat voor werk je doet

Slide 16 - Quiz

Klassenvraag:
Wat is het verschil tussen een arbeidsovereenkomst en een collectieve arbeidsovereenkomst?

Slide 17 - Slide

Bruto - nettoloon
NettoLoon: geld dat je op je bankrekening gestort kijgt

Brutoloon: Geld dat de werkgever voor jou kwijt is.
--> inclusief loonbelasting + sociale premies


Voorbeeld:
Brutoloon =                                    1850 euro
Loonbelasting =                              165 euro
Sociale premies =                             92 euro -/-
Nettoloon =                                    1593 euro

Slide 18 - Slide

Hoe heet het loon dat je ontvangt na inhouding van loonbelasting en sociale premies?
A
Nettoloon
B
Brutoloon

Slide 19 - Quiz

Bereken het Nettoloon:
Brutoloon: € 3.000,-
Belasting: € 800,-
Sociale premies: € 150,-
A
€ 3.950,-
B
€ 2.200,-
C
€ 2.050,-
D
€ 1.975,-

Slide 20 - Quiz

wat verdien je ook alweer
Wettelijk minimum loon

Jeugdminimum loon = percentage van minimumloon van een 23+er


Slide 21 - Slide

ook herhaling

De Arbeidsmarkt: vraag en aanbod

De beroepsbevolking: aanbod van arbeid

Slide 22 - Slide

werkgevers zorgen samen voor alle vraag naar arbeid
A
juist
B
onjuist

Slide 23 - Quiz


Kies de juiste beweringen.

Er zijn 2 goede antwoorden mogelijk

A
Als het slecht gaat met de economie neemt de werkgelegenheid toe.
B
Als mensen meer producten kopen, groeit de werkgelegenheid.
C
De vraag naar arbeid bepaalt hoeveel werkgelegenheid er is.
D
Het aanbod van arbeid bepaalt hoeveel werkgelegenheid er is.

Slide 24 - Quiz


Wanneer hoor je bij de beroepsbevolking?

Slide 25 - Open question

Wat is werkgelegenheid?

Slide 26 - Open question

Het aanbod van arbeid bestaat uit alle mensen met een baan
A
juist
B
onjuist

Slide 27 - Quiz

Waar of niet waar?

De vraag naar arbeid bestaat uit alle arbeidsplaatsen bij bedrijven en de overheid
A
Waar
B
Niet waar

Slide 28 - Quiz

Niet-beroepsbevolking 3.109.000
Werkzame beroepsbevolking 7.215.000
Niet werkzame beroepsbevolking 6.560.00
--> Hoeveel % van de beroepsbevolking was werkzaam?

Slide 29 - Open question

Waar of niet waar?

Als een bedrijf vacatures heeft, betekent dat dat ze geen nieuwe medewerkers meer zoeken
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

ook besproken
vanaf 15 mag je werken

Pensioenleeftijd

Wit werk = Formele sector 

Grijs en zwart werk = Informele sector 


Slide 31 - Slide

Leg in je eigen woorden uit:

"Door te werken word je financieel onafhankelijk"

Slide 32 - Open question

Hoe noemen we werk waar je premies en belasting over afdraagt?
A
wit werk
B
grijs werk
C
zwart werk

Slide 33 - Quiz

Onbetaald werk zoals vrijwilligerswerk en het huishouden noemen we
A
wit werk
B
grijs werk
C
zwart werk

Slide 34 - Quiz

Kies het juiste antwoord

Voor geschoold werk heb je wel / niet een beroepsopleiding nodig.
A
Wel
B
Niet

Slide 35 - Quiz

Werk waarover je geen belasting betaald noemen we
A
wit werk
B
grijs werk
C
zwart werk

Slide 36 - Quiz

Lastig stukje!
Werkgelegenheid

Werkloosheid

Beroepsbevolking

Geregistreerde werklozen: ingeschreven bij het UWV

Slide 37 - Slide

Wat betekent werkgelegenheid?
A
Alle banen behalve bij bedrijven
B
Alle banen behalve bij de overheid
C
Alle banen bij bedrijven en overheid

Slide 38 - Quiz

nog meer
Verborgen werkloosheid


Slide 39 - Slide


Wat is waar over een UWV uitkering?
A
Je hoeft niet beschikbaar te zijn voor werk.
B
de eerste 2 maanden is je uitkering 75% van het bruto loon.
C
Het mag ook jou schuld zijn dat je geen baan hebt.
D
De uitkering is maximaal €1000 per maand.

Slide 40 - Quiz

Amanda verdiend 10% meer dan het minimumloon van 2,70 euro per uur.
Wat verdient zij?

Slide 41 - Open question

Je hebt 130 euro op je spaarrekening staan en je krijgt 2% rente. Hoeveel euro rente krijg je na 1 jaar?

Slide 42 - Open question

Sjors verdient bruto 1485 per maand. 108 is belasting en er zijn 115,83 euro sociale premies. Wat krijgt Sjors netto op zijn bankrekening gestort? Rond af op hele euro's

Slide 43 - Open question

Wat is je bijgebleven
van deze les?

Slide 44 - Mind map

Tot de volgende les!

Slide 45 - Slide