Maatwerk Brugklas week 15 (delend lidwoord)

Maatwerk Brugklas week 15 (delend lidwoord)
1 / 35
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 1

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes, text slides and 5 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Maatwerk Brugklas week 15 (delend lidwoord)

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Slide 2 - Video

This item has no instructions

Het Delend Lidwoord
Wat is dat en wanneer gebruik je het?



Eerst even de lidwoorden die je al kent ...


Slide 3 - Slide

This item has no instructions

In het Frans zijn dit de lidwoorden: ...

Slide 4 - Mind map

This item has no instructions

Vertaal het lidwoord:
de man = .... homme

Slide 5 - Open question

This item has no instructions

Vertaal het lidwoord:
de stokbroden = .... baguettes

Slide 6 - Open question

This item has no instructions

Vertaal het lidwoord:
een salade = .... salade

Slide 7 - Open question

This item has no instructions

De Franse lidwoorden

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v
de, het
le
la
l'
les
een
un
une

des

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

In het Nederlands gebruik je niet altijd een lidwoord
Voorbeeld: Ik neem kaas. Ik neem water.
Je weet niet hoeveel kaas of hoeveel water. Dat wordt niet gezegd.

In het Frans gebruik je dan een delend lidwoord.
In het Nederlands bestaat dat niet, je kunt het dus niet vertalen.

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Slide 10 - Video

This item has no instructions

Delend lidwoord

enkelv. m.
enkelv. v.
enkelv. m/v
meerv. m/v

du
de la
de l'
des
Je prends ...
           du fromage
           de la confiture 
           de l'eau 
           des tomates 
  
Ik neem ...
     kaas
     jam
     water
     tomaten

Slide 11 - Slide

This item has no instructions

Dus ...
bij een onbekende hoeveelheid 
              in een gewone, bevestigende zin
                    en als wij in het Nederlands geen lidwoord gebruiken,

dan gebruik je in het Frans het delend lidwoord voor het zelfstandig naamwoord.

Slide 12 - Slide

This item has no instructions

Maar ... (1)
Je gebruikt de


- na een woord van hoeveelheid:
      Elle prend un kilo de fromage.     Zij neemt een kilo kaas.
      Elle prend un litre de lait.               Zij neemt een liter melk.
- na een ontkenning:
      Elle ne prend pas de fromage.    Zij neemt geen kaas.

Slide 13 - Slide

This item has no instructions

Maar ... (2)
Staat er een aantal / een getal / een telwoord?

Dan gebruik je alleen het telwoord:     Je prends cinq bananes.

Slide 14 - Slide

This item has no instructions

Samengevat:
> je weet niet hoeveel
> je weet wel hoeveel
> ontkenning
> je weet het aantal
Je prends des bananes.
Je prends un kilo de bananes.
Je ne prends pas de bananes.
Je prends six bananes.

Slide 15 - Slide

This item has no instructions

Slide 16 - Video

This item has no instructions

Slide 17 - Slide

This item has no instructions

Slide 18 - Video

This item has no instructions

Antwoorden 
  1. Ik neem brood.                 = Je prends du pain >
  2. Wij nemen snoepjes.     = Nous prenons des bonbons >
  3. Eet u vlees?                        = Mangez-vous de la viande? >
  4. Zij eten altijd vis.              = Ils mangent toujours du poisson. <

Slide 19 - Slide

This item has no instructions

Antwoorden 
  • a. bananen         = des bananes
  • b. kaas                  = du fromage
  • c. groenten        = des légumes
  • d. salade             = de la salade
  • e. croissants     = des croissants
  • f. 8 eieren           = huit oeufs
  • g. olie                   = de l'huile

Slide 20 - Slide

This item has no instructions

Dus ...
Staat er in de zin een woord van hoeveelheid?

Gebruik dan dat woord van hoeveelheid + de + (znw)
exemple:
     Je prends un kilo de fromage.     Ik neem een kilo kaas.
      Un litre d'eau.                                     Een liter water.

Slide 21 - Slide

This item has no instructions

Dus ...
Staat er in de zin een ontkenning?

Gebruik dan:  de ontkenning + de + …
exemple:
    Je ne prends pas de fromage.             Ik neem geen kaas

Slide 22 - Slide

This item has no instructions

Dus ...
Staat er in de zin een telwoord?

Gebruik dan alleen het telwoord + …
 exemple:
     Je mange dix tomates.              Ik eet tien tomaten.


Slide 23 - Slide

This item has no instructions

Hij neemt bananen. =
Il prend ..... bananes.
(weet je de hoeveelheid?)
A
les
B
des

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions

Neemt u cola? =
Vous prenez .... coca?
(weet je de hoeveelheid?)
A
du
B
le

Slide 25 - Quiz

This item has no instructions

Wij nemen jam. =
Nous prenons ..... confiture.
(weet je de hoeveelheid?)
A
la
B
de la

Slide 26 - Quiz

This item has no instructions

Zij nemen water. =
Ils prennent .... eau.
(weet je de hoeveelheid?)

Slide 27 - Open question

This item has no instructions

Delend Lidwoord? Dat is voor mij
helemaal duidelijk
bijna duidelijk
nog niet helemaal duidelijk
helemaal niet duidelijk

Slide 28 - Poll

This item has no instructions

La France 
un monument
une spécialité gastronomique
une personalité
un animal
Le monument que représente la France est ...

Slide 29 - Slide

This item has no instructions

Et maintenant: attention pour ...
Travaillez à deux:

  1. Notez vos prénoms sur la feuille >
  2. Regardez les images sur la feuille >

  3. Regardez le clip (sans le son) et entourez dans l'activité 1 les images que vous voyez dans le clip <

Slide 30 - Slide

This item has no instructions

Slide 31 - Video

This item has no instructions

Pak nu rustig je tas in.
Wacht op je stoel tot de bel gaat.
Schuif dan je stoel aan en verlaat het lokaal.
We hebben gewerkt aan het Delend Lidwoord
en aan het chanson van Bigflo et Oli.
La semaine prochaine on continuera!

Slide 32 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 33 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 34 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 35 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.