ordinals (rangtelwoorden)

This lesson
You will learn about ordinal numbers (rangtelwoorden)
1 / 24
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo b, havoLeerjaar 1,2

This lesson contains 24 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

This lesson
You will learn about ordinal numbers (rangtelwoorden)

Slide 1 - Slide

GOAL
Know what ordinal numbers are and you are able to remember a few after this lesson. 

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

 Wat zijn rangtelwoorden?

Rangtelwoorden (ordinal numbers) gebruik je om een volgorde aan te geven.


Slide 4 - Slide

Rangtelnummers (ordinal numbers)

Slide 5 - Slide

Een rangtelwoord maak je (bijna !) altijd door er   
-th achter te zetten.
Voorbeeld:

Four  -  Fourth 
Five  -  Fifth 
Six  -   Sixth
 Seven  -  Seventh 

Slide 6 - Slide

Uitzonderingen:
First - Second - Third (en twenty-first, thirty-second, etc.).
five - fifth 
eight - eighth
nine - ninth
twelve - twelfth
twenty - twentieth
(thirty - thirtieth, forty -  fortieth enz..)

Slide 7 - Slide

Zet de volgende getallen om in rangtelwoorden:
1. one 2. eight 3. three

(Let op! Geef antwoord als volgt: 1= ..... 2=..... 3=......)

Slide 8 - Open question

When is it the turn of the man with the hat?
A
first
B
second
C
third
D
fourth

Slide 9 - Quiz

When is it the turn of the lady with the black bag?
A
first
B
second
C
third
D
fourth

Slide 10 - Quiz

When is it the turn of the man with the red book?
A
second
B
third
C
fourth
D
fifth

Slide 11 - Quiz

When is the turn of the girl with the pink shirt?
A
second
B
third
C
seventh
D
fifth

Slide 12 - Quiz

Schrijft het rangtelwoord voluit:
eerste

Slide 13 - Open question

Schrijf het rangtelwoord voluit:
derde

Slide 14 - Open question

Opdracht:
Schrijf een kort verhaaltje waarin minstens 5 rangtelwoorden worden gebruikt. Wees zo creatief mogelijk!

Voorbeeld:
Today, the twenty-sixth day of February. I'ts the first time I am going to run a marathon. In the twentieth minute I tied my shoelaces for the second time. I came in seventh.

Slide 15 - Slide

Ik kan de rangtelwoorden herkennen en toepassen.
A
ja
B
nee
C
een beetje
D
helemaal niet

Slide 16 - Quiz

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Rangtelwoorden
1st = first
2nd = second
3rd = third
4th = fourth
5th = fifth

20th = twentieth

21st = twenty-first

22nd = twenty - second

23rd = twenty - third

30th = thirtieth

Slide 23 - Slide

Rangtelwoorden
1st = first
2nd = second
3rd = third
4th = fourth
5th = fifth

20th = twentieth

21st = twenty-first

22nd = twenty - second

23rd = twenty - third

30th = thirtieth

Slide 24 - Slide