Lezen 4.3 les 1

timer
10:00
Lezen in je leesboek/
aan je mindmap/
aan je presentatie 
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 21 slides, with text slides and 2 videos.

Items in this lesson

timer
10:00
Lezen in je leesboek/
aan je mindmap/
aan je presentatie 

Slide 1 - Slide

Wat voor tekstvorm is dat?

Slide 2 - Slide

Lezen 4.3
SIRE

Slide 3 - Slide

Lezen 4.3
Wat gaan we leren?

• het verschil tussen commerciële en ideële reclame;
• de functie van beeld en opmaak in reclames herkennen;

Wat is het belangrijkste tekstdoel van reclame?

Slide 4 - Slide

Lezen 4.3
Wat gaan we leren?

• het verschil tussen commerciële en ideële reclame;
• de functie van beeld en opmaak in reclames herkennen;

Wat is het belangrijkste tekstdoel van reclame?
Activeren!
   De maker wil dat je iets gaat doen > een product kopen, stemmen, een goed doel steunen
   De maker wil dat je juist iets niet gaat doen > verkeerd gedrag vermijden of afleren.

Slide 5 - Slide

Lezen 4.3
Wat gaan we leren?

• het verschil tussen commerciële en ideële reclame;
• de functie van beeld en opmaak in reclames herkennen;

Twee soorten reclame, als je kijkt naar de achterliggende bedoeling:
1. Commerciële reclame: wil mensen tot iets overhalen om er geld aan te verdienen.
2. Ideële reclame: wil het gedrag van mensen beïnvloeden met een boodschap over een maatschappelijk onderwerp.

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Video

Slide 8 - Video

Lezen 4.3
Beeld en opmaak (lay-out)

Interesse wekken/ de aandacht trekken.
Soms is het beeld zelfs belangrijker dan de tekst.

Beeld: afbeelding die in de tekst staat. Functies: aandacht trekken, illustratie, voorbeeld, informatie toevoegen etc. 

Opmaak: alles wat de schrijver doet met de manier waarop de tekst eruit ziet: lettertype, -grootte, kleur, verdeling over de bladzijde etc.

Slide 9 - Slide

beeld en opmaak

Slide 10 - Slide

Lezen 4.3 oefenen
havo
opdracht 3, 4 en 6 t/m 9

vwo
opdracht 3, 4 en 6 t/m 8








Slide 11 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: trema

Slide 12 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: trema
Een trema gebruik je:
als je in één woord twee klinkers niet als één klank mag lezen
ruïne, vacuüm, beïnvloeden, havoër

in het meervoud van zelfstandige naamwoorden die eindigen op -ee of -ie
idee – ideeën, ree – reeën, categorie – categorieën, kolonie – koloniën

Let op.
Je schrijft het trema op de plek waar de nieuwe lettergreep begint. ideëen









Slide 13 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: aprostrof

Slide 14 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: aprostrof
Een apostrof gebruik je:
als een of meer letters zijn weggelaten
Ik heb ‘m nog in ’t buurthuis in A’dam gezien.
’s Avonds kwam hij niet thuis.
bij bezitsaanduiding van woorden die eindigen op een s-klank of een lange klinker die je met één letter schrijft.
Dennis’ rugzak, Max’ fiets, Anna’s puntenslijper, Gaby’s huiswerk
na cijfers, afkortingen en afleidingen
vmbo’er, A4’tje, tv’s
Let op.
Staat de apostrof aan het begin van de zin, dan begint het volgende woord met een hoofdletter.









Slide 15 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: weglatingsstreepje

Slide 16 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: weglatingsstreepje
 Soms staan in een zin twee samenstellingen naast elkaar met daarin hetzelfde woord. Je kunt dan het woord dat wordt herhaald, weglaten. Op die plaats schrijf je een weglatingsstreepje.

Dinsdagochtend en -avond, land- en tuinbouw










Slide 17 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: koppelteken

Slide 18 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: koppelteken
 Een koppelteken is een klein streepje dat woorden met elkaar verbindt. We plaatsen een koppelteksten in samenstellingen die anders verkeerd gelezen kunnen worden: zo-even, stage-uren, radio-omroep, na-apen, gala-avond.

Let op.
Is het woord géén samenstelling, dan gebruik je het trema om te voorkomen dat je het woord verkeerd uitspreekt: patiënt, reünie.











Slide 19 - Slide

Spelling 4.9 leestekens: koppelteken
Ook gebruik je een koppelteken:
  • in aardrijkskundige namen met een extra plaatstoevoeging
    Noord-Brabant, Zuid-Amerika, Midden-Nederland
  • in samenstellingen met cijfers, letters en andere tekens
    €-teken, vmbo-leerling, 90-jarige, tbs-kliniek
  • bij dubbele achternamen
    Hannie Werters-van de Hoek
  • bij een dubbele functie, rang of titel
    assistent-bedrijfsleider, minister-president
  • in samenstellingen waarvan de delen gelijkwaardig zijn (ze kunnen van plek wisselen)
    woon-werkverkeer, haat-liefdeverhouding
  • in combinaties van niet-, non-, ex- en oud- plus een zelfstandig naamwoord
    niet-roker, non-stop, ex-collega, oud-medewerker
  • in een vaste woordgroep die samen één begrip vormt
    pijl-en-boog, kant-en-klaar, staakt-het-vuren
























Slide 20 - Slide

Spelling 4.9 oefenen
Huiswerk van donderdag en vrijdag samen:
Maak opdracht 7, 8  en 9-3 en 1b van spelling 4.9.


Klaar? Maak de test jezelf van 4.9



Slide 21 - Slide