Thema 5 Les 4 Lezen

H5 - Nederlands Klas 4
Lezen
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsPraktijkonderwijsLeerjaar 4

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

Items in this lesson

H5 - Nederlands Klas 4
Lezen

Slide 1 - Slide

Herhaling vorige week...
  • Wanneer gebruik je een komma?
  • Wanneer gebruik je een dubbele punt?
  • Samenstellingen... Hoe doe je dit op de juiste manier? 

Slide 2 - Slide

Theorie
Lees de theorie op bladzijde 134. Kijk daarna naar
het filmpje op de volgende dia

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Video

Opdracht 1
Maak nu opdracht 1 op bladzijde 135

Slide 5 - Slide

Tegenstelling:
Een tekstverband waarbij iets wordt gezegd of beweerd, waarna het tegenovergestelde wordt gezegd of beweerd.
Signaalwoorden:
(Al)hoewel, echter,aan de ene kant, in plaats van, maar, of, anders dan, in tegenstelling tot, weliswaar, daar staat tegenover dat, integendeel, toch, terwijl.

Slide 6 - Slide

Opdracht 2
Maak nu opdracht 2 op bladzijde 136

Slide 7 - Slide

Oorzaak - gevolg
Een tekstverband dat aangeeft dat er iets gebeurd (de oorzaak) wat ervoor zorgt dat er vervolgens iets anders gebeurt (het gevolg).

lees de voorbeelden op bladzijde 136
Signaalwoorden
Daardoor, waardoor, door, dus, hierdoor, naar aanleiding van, vanwege, met als gevolg, dus, wegens, op het idee gebracht door.

Slide 8 - Slide

Opdracht 3 en 4
Maak opdracht 3 en 4 op bladzijden 137 t/m blz 139

Slide 9 - Slide

Typ de signaalwoorden uit de volgende zinnen. Per zin wordt er steeds eentje gebruikt.
Test... Heb je alles begrepen?

Slide 10 - Slide

1. Dierendag is leuk voor dieren, want ze worden extra verwend.

Slide 11 - Open question

2. De meeste dieren krijgen cadeautjes, maar sommige dieren hebben dat geluk niet.

Slide 12 - Open question

3. Denk bijvoorbeeld aan alle zwerfhonden in de wereld.

Slide 13 - Open question

4. Ook dieren in kleine kooitjes zijn zielig.

Slide 14 - Open question

5. Vergeleken met hen heeft mijn cavia het goed.

Slide 15 - Open question

6. Die heeft een groot hok, drie boomstammen, altijd te eten en een loopwiel.

Slide 16 - Open question

7. Bovendien mag mijn cavia heel vaak los.

Slide 17 - Open question

8. Ik vind dus dat we tijdens dierendag ook aan de zwerfdieren moeten denken.

Slide 18 - Open question

Opdracht 2
Welk signaalwoord past in deze zin? 

Slide 19 - Slide

1. Emine is vandaag ontzettend blij, ____________ haar zusje is vannacht geboren.
A
omdat
B
want
C
en
D
ook

Slide 20 - Quiz

2. Haar moeder zei eergisteren nog dat ze een paar weken geduld moest hebben, _______________
ineens was ze daar dan!
A
toch
B
want
C
en
D
maar

Slide 21 - Quiz

3. Emine heeft allerlei spulletjes voor haar zusje gekocht, ____________ kleertjes, een knuffeltje en
een speentje.
A
maar
B
ook
C
verder
D
zoals

Slide 22 - Quiz

4. Emines zusje heet Farah en ze hebben allebei _______________ kleur ogen
A
dezelfde
B
hetzelfde
C
net als
D
vergeleken met

Slide 23 - Quiz

5. Morgen neemt Emine beschuit met muisjes mee naar school, ______________ haar zusje Farah
geboren is.
A
want
B
maar
C
omdat
D
terwijl

Slide 24 - Quiz

6. ______________ laat ze haar hele klas een foto van het kleine meisje zien.
A
en
B
toch
C
bovendien
D
maar

Slide 25 - Quiz

Heb je alles begrepen??

Slide 26 - Slide