This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.
Lesson duration is: 45 min
Items in this lesson
Stock & supplies
voorraadbeheer
Slide 1 - Slide
Wat gaan we leren?
1. Aan het einde van de les kun je uitleggen wat minimum- en maximumvoorraad zijn.
2. Je kunt het verschil benoemen tussen de economische voorraad en de werkelijke (technische) voorraad.
Slide 2 - Slide
Waarom kan er een probleem ontstaan als je te weinig voorraad van een product hebt?
Slide 3 - Mind map
Minimum voorraad
Van dit product mag niet minder in de voorraad staan.
Zo voorkom je ‘nee verkopen’.
Slide 4 - Slide
Waarom kan er een probleem ontstaan als je te veel voorraad van een product hebt?
Slide 5 - Mind map
Maximumvoorraad
Het maximale aantal artikelen dat je op voorraad mag hebben.
Uit de mode
Iets kan bederven
Slide 6 - Slide
Werkelijke voorraad
De goederen die werkelijk/echt in het magazijn aanwezig zijn, noem je de werkelijke voorraad (technische voorraad).
De werkelijke voorraad is dus de voorraad die je kunt zien, die er werkelijk/echt is.
Slide 7 - Slide
Als je net voorraad hebt besteld, neemt je werkelijke voorraad dan toe?
A
JA
B
NEE
Slide 8 - Quiz
Als de leverancier net voorraad bezorgd heeft, neemt je werkelijke voorraad dan toe?
A
JA
B
NEE
Slide 9 - Quiz
Economische voorraad
De voorraad waarvan je economisch eigenaar bent.
Dit is NIET alleen je werkelijke voorraad. Je hebt namelijk:
verkochte artikelen (die nog niet geleverd zijn)
bestelde artikelen (die nog onderweg zijn)
Slide 10 - Slide
Economische voorraad
Berekening economische voorraad
Werkelijke voorraad
40
+ gekocht maar nog niet ontvangen
20 +
- verkocht maar nog niet geleverd
15 –
Economische voorraad
45
Slide 11 - Slide
De technische voorraad van een webwinkel is 2.500 stuks. De winkel heeft nog 200 stuks besteld die nog niet zijn geleverd. Ook zijn al 450 stuks verkocht, maar nog niet verzonden naar de klanten.
Hoe groot is de economische voorraad? Noteer je berekening.
Slide 12 - Open question
De werkelijke voorraad van een webwinkel is 2.500 stuks. De winkel heeft nog 200 stuks besteld die nog niet zijn geleverd. Ook zijn al 450 stuks verkocht, maar nog niet verzonden naar de klanten.
Hoe groot is de economisch voorraad?
--> 2500 + 200 - 450 = 2250 stuks
Slide 13 - Slide
Wat hoort bij de werkelijke ( technische) voorraad?
A
Alle producten die onderweg zijn van de leverancier
B
De producten die al zijn verkocht, maar nog niet zijn opgehaald
C
Alle producten die fysiek in het magazijn liggen
D
De voorraad die in de boekhouding staat vermeld
Slide 14 - Quiz
Wat telt wél mee in de economische voorraad, maar niet in de werkelijke voorraad?
A
Producten die je hebt weggegooid
B
Producten die in de winkel liggen
C
Producten die onderweg zijn van de leverancier
D
Producten die je al fysiek ontvangen hebt
Slide 15 - Quiz
Wat is het doel van een minimumvoorraad?
A
Zorgen dat je nooit te veel op voorraad hebt
B
De voorraad gebruiken voor decoratie in de winkel
C
Een buffer hebben om leverproblemen op te vangen
D
Voorkomen dat klanten te veel producten kopen
Slide 16 - Quiz
Wat bedoelen we met de maximumvoorraad?
A
De hoeveelheid die je minimaal moet inkopen
B
De hoogste voorraad die je in je magazijn kunt/wilt hebben