This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slide.
Lesson duration is: 20 min
Items in this lesson
Herhaling p 1,2,3 geluid
Slide 1 - Slide
Je slaat een stemvork aan. Het maakt verschil voor de toonhoogte, hoe hard je slaat.
A
waar
B
niet waar
Slide 2 - Quiz
Geluid ontstaat door:
A
Luidsprekers
B
Microfoons
C
Trillingen
D
Stemvorken
Slide 3 - Quiz
Elke stemvork heeft een eigen frequentie. Welke twee dingen weet je over de toon van een stemvork, als je de frequentie weet?
A
de geluidssterkte van de toon
B
het aantal trillingen per seconde
C
hoelang de toon blijft klinken
D
de hoogte van de toon
Slide 4 - Quiz
Een stemvork heeft een frequentie van 400 Hz. Elk been van de stemvork trilt dan:
A
200 keer per seconde
B
400 keer per seconde
C
800 keer per seconde
Slide 5 - Quiz
Welk onderdeel van een luidspreker brengt de lucht in trilling?
A
akoestiek van de kamer
B
conus
C
elektromagneet
D
versterker
Slide 6 - Quiz
Als een luidspreker geluid geeft, beweegt de conus van de luidspreker snel heen en weer. Daardoor ontstaan drukverschillen in de lucht. Wat gebeurt er met de lucht bij de conus, als de conus naar buiten beweegt?
A
De lucht wordt 'verdund'
B
De lucht wordt samengedrukt
Slide 7 - Quiz
De conus van een luidspreker beweegt heen en weer door:
A
gelijkstroom
B
wisselstroom
Slide 8 - Quiz
Een tussenstof is:
A
trommelvlies
B
ijzer
C
stemband
Slide 9 - Quiz
Wat is een voorbeeld van een geluidsbron?
A
De stembanden
B
Het trommelvlies
C
Een tafel
Slide 10 - Quiz
10. Spreek nu uit: "k" , "fffff", "t", "llllllll", "mmmm"
Vul aan: Geluid maak je...
A
met je stembanden
B
met je mondholte
C
met je tong
D
met je stembanden, mondholte en tong
Slide 11 - Quiz
Welk onderdeel van je oor trilt met de geluidstrillingen mee?
A
Stembanden
B
Trommelvlies
C
Gehoorgang
D
Het slakkenhuis
Slide 12 - Quiz
Mensen maken geluid met hun stem. De lucht in de mond is dan aan het trillen. Wat brengt de lucht aan het trillen?