Woche 1 Basis

Woche 1 (Montag und Mittwoch)
Wiederholung und Hausaufgaben
Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt in het Duits
Je kunt een recept in het Duits schrijven

1 / 22
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Woche 1 (Montag und Mittwoch)
Wiederholung und Hausaufgaben
Je weet wanneer je hoofdletters gebruikt in het Duits
Je kunt een recept in het Duits schrijven

Slide 1 - Slide

Wanneer gebruik je in het Duits "hoofdletters"? Klik op de juiste antwoorden.
timer
0:10
A
bij alle zelfstandige naamwoorden
B
bij aardrijkskundige namen van landen, rivieren, etc.
C
bij eigennamen
D
aan het begin van een zin

Slide 2 - Quiz


Staan de hoofdletters goed in de volgende zin?

Mareike wohnt in München. Sie ist dreizehn und liebt Musik.

A
ja
B
nein

Slide 3 - Quiz

Ja, want ...
... hoofdletters gebruik je ...
  • ... bij namen van personen (Mareike), steden (München), landen (Deutschland); 
  • ... aan het begin van de zin;
  • ... bij zelfstandige naamwoorden (Musik). 
Zelfstandige naamwoorden krijgen in het Duits een hoofdletter:
  • je kunt de/het/een (der/die/das) voor het woord zetten.
  • een woord dat je vast kunt pakken. 

Slide 4 - Slide


Staan de hoofdletters goed in de volgende zin?

sebastian ist Vierzehn. er Wohnt in köln. er Mag Popmusik.

A
ja
B
nein

Slide 5 - Quiz

Nee, want ...
... hoofdletters gebruik je NIET ...
  • ... bij werkwoordsvormen (ist - wohnt - mag); 
  • ... bij getallen. 
Zelfstandige naamwoorden krijgen in het Duits een hoofdletter:
  • je kunt de/het/een (der/die/das) voor het woord zetten.
  • een woord dat je vast kunt pakken. 

Slide 6 - Slide

Huiswerk Week 51: 15, 16, 17
Uitleg 15: 
der (m) en das (o)-woorden--> ein --> der Mann (ein Mann)
die (v)-woorden --> eine--> die Frau (eine Frau)

Bij die- woorden komt er dus een -e achter ein ( = een)

Slide 7 - Slide

Ist das (een)_____ Apfel (m) ?
m = der -->
A
ein
B
eine

Slide 8 - Quiz

Möchtest du (een)_______Banane?
Banane eindigt op een e --> v --> die Banane -->
A
ein
B
eine

Slide 9 - Quiz

maak foto's van oefening 15, 16 en 17 uit je boek (blz 92, 93)

Slide 10 - Open question

4

Slide 11 - Video

00:38
Welke soorten taart hebben ze?
A
Kaaskoeken en appeltaart
B
Kaastaart en appeltaart
C
Kwarktaart en appeltaart
D
Kaaskoeken en appelkoeken

Slide 12 - Quiz

00:56
"ohne Sahne" betekent:
A
Met slagroom
B
Zonder slagroom
C
Met een vork
D
Zonder vork

Slide 13 - Quiz

01:42
"Getrennt oder zusammen" betekent:
A
Apart of samen
B
Contant of met pin

Slide 14 - Quiz

02:16
Hij zei: "ich lade dich ein" wat bedoelt hij daarmee?
(einladen = uitnodigen)
A
Dat hij haar deel voorschiet
B
Dat hij voor haar betaalt

Slide 15 - Quiz

Guten Appetit =
(zie paarse deel blz 94)
A
goedenavond
B
goedheiligman
C
eet smakelijk
D
goede soep

Slide 16 - Quiz

du brauchst =
A
je bruist
B
je hebt nodig
C
doe gewoon
D
doe bewust

Slide 17 - Quiz

eine Gurke =

Slide 18 - Open question

Huiswerk deze week:
18, 19, 20, 24 
uitleg:
oefening 18 kun je maken meb behulp van de zinnen in het paarse kader
oefening 19 is een recept. lees de vragen en probeer de antwoorden te vinden.  (gebruik de voorleesversie hierboven)

19. Von Ilse

Slide 19 - Slide

Uitleg oefening 20
Op het eerste lijntje schrijf je jouw lievelingsrecept in het Duits. Gebruik hiervoor bijvoorbeeld google vertalen
Op het tweede en derde lijntje schrijf je wat je nodig hebt (ook weer in het Duits vertalen)
En op de onderste lijntjes schrijf je hoe je het maakt. Probeer dit ook maar eens in het Duits

Slide 20 - Slide

Uitleg oefening 24:
gebruik onderstaande vertalingen

Slide 21 - Slide

maak foto's van je huiswerk! (uiterlijk woensdag) oef 18,19,20,24 Kapitel 3

Slide 22 - Open question