Oefentoets hoofdstuk 6 Nederland: klimaat en duurzaamheid .

Oefentoets H6 Nederland: klimaat en duurzaamheid.

1 / 37
next
Slide 1: Slide
AardrijkskundeMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Oefentoets H6 Nederland: klimaat en duurzaamheid.

Slide 1 - Slide

natuurlijk broeikaseffect
Versterkt broeikaseffect

Slide 2 - Drag question

meer verdamping
toeneming van het broeikaseffect
meer waterdamp in de atmosfeer

Slide 3 - Drag question

Absolute zeespiegelstijging
Relatieve zeespiegelstijging 

Slide 4 - Drag question

Zeespiegel
stijging
Relatieve zeespiegel
stijging
Veen
De combinatie van de absolute zeespiegelstijging en het effect van de bodemdaling.
Grondsoort die bestaat uit (half) vergane plantenresten.
De stijging van de gemiddelde hoogte van het zeewater.

Slide 5 - Drag question



Problemen of dreiging voor NL
Oplossingen 
Kustafslag
Zeespiegelstijging
Stormvloed
Zandsuppletie
Klimaatadaptatie
Dynamisch kustbeheer

Slide 6 - Drag question

Duurzame energiebronnen
Fossiele brandstoffen

Slide 7 - Drag question

Sleep de energiebronnen naar de juiste plaats in het diagram.
4%
11%
38%
42%
Aardgas
Steenkool
Aardolie
Duurzame energie

Slide 8 - Drag question

Broeikaseffect
Versterkte broeikaseffect
Het blijft even warm op aarde.
Het wordt warmer op aarde.
De zeespiegel blijft gelijk.
De zeespiegel stijgt en zorgt voor overstromingen.
Er blijft genoeg ijs voor de dieren op de polen.
Het ijs op de polen smelt en ijsberen en pinguïns sterven uit.

Slide 9 - Drag question

Kansen als ijs smelt
Bedreigingen als ijs smelt
Inkomsten uit nieuwe visgebieden. 

Verdwijnen van de oorspronkelijke cultuur van de bewoners.


Winning van olie en gas.

Verstoring van het ecosysteem. 

Nieuwe scheepvaartroutes. 

Politieke onrust over de vraag van wie het gebied is. 

Verdwijnen van de airconditioning van de wereld.


Slide 10 - Drag question

Hoe komt het dat fossiele brandstoffen opraken?
A
Het duurt miljoenen jaren om te maken
B
Het is veel te duur.
C
We kunnen ze niet meer vinden.
D
Ze zijn veel te ouderwets.

Slide 11 - Quiz

In Nederland wordt zandsuppletie toegepast. Waarom?
A
Om daar waar de bodem in Nederland daalt, de bodem op te hogen.
B
Om dijken langs de rivieren te versterken.
C
Om de stukken land tussen de winterdijken en de rivieren op te hogen.
D
Om stranden en duinen langs de kust te versterken.

Slide 12 - Quiz

Welke zinnen zijn juist?

1 In Nederland wordt al zo veel windenergie opgewekt, dat er niet nog
meer windenergie kan worden opgewekt.
2 Recycling is een vorm van duurzaam gebruik.
3 Wereldwijd neemt het gebruik van fossiele brandstoffen al af.
4 Windenergie wordt vooral in het westen van Nederland opgewekt.
A
1-2
B
3-4
C
1-3
D
2-4

Slide 13 - Quiz

Beoordeel de stellingen:
1. Aardwarmte is een duurzame energiebron.
2. Aardolie is een niet hernieuwbare energiebron.
A
Stelling 1 is juist
B
Stelling 2 is juist
C
Beide stellingen zijn juist
D
Geen van de stellingen is juist

Slide 14 - Quiz

Ook moeten we klimaatneutraal gaan leven. Dit betekent dat onze manier van leven....
A
Een mooie bijdrage levert aan de opwarming van de aarde,
B
Geen bijdrage levert aan de opwarming van de aarde.

Slide 15 - Quiz

De zandmotor is een voorbeeld van kustafbraak.
A
goed
B
fout

Slide 16 - Quiz

Welk van de twee plaatjes is van de zandmotor na tien jaar?
A
B

Slide 17 - Quiz

Meer CO2 in de lucht
Verbruik van fossiele brandstoffen
Temperatuur op aarde neemt toe
Klimaatverandering

Slide 18 - Drag question

Wat is een nadeel van het gebruik van fossiele energiebronnen?
A
Ze zijn moeilijk te vervoeren.
B
Ze leveren niet voldoende energie op.
C
Ze veroorzaken geen milieuvervuiling doordat ze CO2 uitstoten.
D
Door het gebruik raakt de natuurlijke voorraad op.

Slide 19 - Quiz

Bekijk de figuur.
Welke uitspraak is juist
A
De temperatuur wordt in Nederland in de zomer steeds hoger .
B
Het aantal dagen met matige vorst in de winter neemt toe.
C
In de zomer zijn er steeds meer dagen met temperaturen boven de 30 .
D
De laatste 20 jaar zijn er 5 jaren geweest met zeer strenge vorst.

Slide 20 - Quiz

Welke van de onderstaande maatregelen horen bij energietransitie?

a Oude huizen isoleren.
b Het dak van de school bedekken met zonnepanelen.
c Een windpark op zee plaatsen.
d Minder lang onder de douche staan.

A
Alle vier de maatregelen.
B
B en C.
C
A en D.
D
Geen van de vier maatregelen.

Slide 21 - Quiz

Wat is geen duurzame energiebron?
A
kernenergie
B
windenergie
C
biomassa
D
waterkracht

Slide 22 - Quiz

Wat is de definitie van duurzaamheid?
A
Hele duren investeringen om goed te zijn voor de planeet.
B
Je houdt rekening met de People, Planet en Profit.
C
Je bouwt windmolens.
D
Je hebt de gehele productieketen in beheer.

Slide 23 - Quiz

Duurzaamheid is belangrijk want duurzaamheid ...
A
zorgt ervoor dat we beter omgaan met onze planeet.
B
zorgt voor een schoner milieu.
C
zorgt ervoor dat ook volgende generaties goed kunnen leven.
D
zorgt voor een betere verdeling van welvaart tussen arm en rijk.

Slide 24 - Quiz

Wat is een duurzame energiebron?
A
steenkool
B
zonnepanelen
C
kernenergie
D
aardolie

Slide 25 - Quiz


Biomassa levert gas op. Als we dit gas verbranden, komt toch CO2 vrij. Waarom noemen we dit dan toch 'groen gas'?
A
De CO2 die bij groen gas vrijkomt, is eerder al door planten uit de lucht gehaald.
B
De naam groen gras slaat op de kleur van plantenafval, verder is dit gas niet duurzaam.
C
Omdat bij gas van biomassa alleen maar waterstofgas vrijkomt.
D
We noemen dit groen gas omdat het ervoor zorgt dat we minder afval hebben.

Slide 26 - Quiz


Is deze zin WAAR of NIET WAAR?
De temperatuur in de stad kan een paar graden stijgen als we meer groen en water aanleggen in de stad.
A
waar
B
niet waar

Slide 27 - Quiz


Is deze zin WAAR of NIET WAAR?
De temperatuur in de stad is vaak een paar graden warmer aan het einde van een warme dag, in vergelijking tot het omringende gebied rondom de stad. 
A
waar
B
niet waar

Slide 28 - Quiz

Bodemdaling wordt onder meer veroorzaakt door...
A
een hogere temperatuur.
B
door een toename van de neerslag.
C
een betere ontwatering van het land.
D
door de druk van steden en wegen.

Slide 29 - Quiz

Stelling: Elektrische auto's en auto's die op benzine kunnen beide schadelijk zijn.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 30 - Quiz

Nederland wil het rijden in elektrische auto’s stimuleren, omdat elektrische energie duurzamer is dan fossiele brandstoffen.
→ Wat is hierbij een belangrijke voorwaarde?

A
De stroom moet met hernieuwbare energiebronnen zijn opgewekt.
B
We moeten korte afstanden met de auto gaan rijden, in plaats van met de fiets.
C
We moeten elektriciteit importeren die is opgewekt met kernenergie.
D
We moeten de milieu zones in de grote steden verkleinen.

Slide 31 - Quiz

Wanneer meer automobilisten een elektrische auto gaan rijden wordt de luchtkwaliteit ...
A
beter
B
slechter

Slide 32 - Quiz

Een gevolg van klimaatverandering is....
A
Het opwarmen van de aarde.
B
Dat het aantal CO2 deeltjes op aarde minder wordt.
C
Door het smelten van landijs, stijgt de zeespiegel.
D
Meer risico op overstromingen.

Slide 33 - Quiz

Wat is een gevolg van klimaatverandering voor Nederland?
A
Meer natte periodes in de zomer.
B
Minder vaak, maar wel hevigere neerslag .
C
Langere drogere periodes in de zomer.
D
Meer vorst in de winter.

Slide 34 - Quiz

Wat is geen gevolg van klimaatverandering?
A
Grotere en meer overstromingen.
B
Het kappen van het regenwoud.
C
Toename van het aantal bosbranden.
D
Het smelten van het ijs op de Noord- en Zuidpool.

Slide 35 - Quiz

Wat zijn voordelen van fossiele brandstoffen? Meerdere antwoorden kunnen goed zijn.
A
Ze zijn vrij goedkoop te winnen.
B
Ze raken niet op.
C
Ze zijn makkelijk te vervoeren.
D
De verbranding zorgt niet voor luchtverontreiniging.

Slide 36 - Quiz

De zeespiegel aan de kust van Nederland stijgt met zo’n 2 mm per jaar. Het land in Groningen daalt 17 mm per jaar.

Hoeveel mm is de relatieve zeespiegelstijging in Groningen per jaar?

A
2 mm
B
15 mm
C
17 mm
D
19 mm

Slide 37 - Quiz