Herhalingsles

Geschiedenis
Les 6: Herhalingsles

Dhr. Vreugdenhil en Dhr. Verlee
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Geschiedenis
Les 6: Herhalingsles

Dhr. Vreugdenhil en Dhr. Verlee

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog
van dit hoofdstuk?

Slide 2 - Mind map

Deze les
  • Herhalingsles
  • Voorbereiding voor de toets
  • Doe goed mee! Alles wat we vandaag behandelen komt sowieso in de toets!
  • Maak dus aantekeningen!

Slide 3 - Slide

Voor de Revolutie
  • De standensamenleving;
  • 1e stand: Geestelijkheid (0,5%);
  • 2e stand: Adel (1%);
  • 3e stand: Boeren en burgers(98,5%);

  • Burgers waren opgedeeld in arme (85%)
    en rijke burgers (bourgeoisie 13,5%);

Slide 4 - Slide

Privileges
  • Privileges betekent voorrechten;
  • Sommige mensen hebben rechten die anderen niet hadden;
  • 1e en 2e stand hadden privileges;
  • 3e stand had geen privileges;

  • De koning had absolute macht, 1e en 2e stand adviseerde hem. Dit stelsel heet Ancien Régime;

Slide 5 - Slide

1e stand
2e stand
3e stand
Arme boeren en burgers. 85% van de bevolking;
De Geestelijkheid, zoals priesters, bisschoppen en monniken. 0,5% van de bevolking;
De Adel, hielpen de Koning bij bestuur en oorlog. 1,5% van de bevolking;
Rijke burgers, de bourgeoisie. 13% procent van de bevolking;

Slide 6 - Drag question

Verlichting 
  • Een periode waarin mensen anders  (verlicht) gingen denken en kritisch waren op de samenleving;

  •  Verlichte denkers:
    - John Locke
    - Charles de Montesquieu

Slide 7 - Slide

John Locke
  • Koning krijgt macht uit handen van het volk;
  • Koning had taak rechten van burgers te beschermen;
  • Koning mag worden afgezet als het volk ontevreden is;

Slide 8 - Slide

Charles de Montesquieu
  • Scheiding der Machten (trias politica);
  •  Wetgevende macht: maakt wetten, het parlement (1e en 2e kamer);
  • Uitvoerende macht: wetten uitvoeren, koning en ministers.
  • Rechtsprekende macht: straffen geven als burgers, koning en ministers zich niet aan de wetten geven. Dit zijn rechters.

Slide 9 - Slide

Reactie van vorsten op verlichting

  • De absolute vorsten waren niet blij;
  • Ze verboden boeken die kritiek leverden, dit heet censuur;
  • Verlichte denkers werden opgesloten of verbannen; 

Slide 10 - Slide

Volksvertegenwoordiging
  • Lodewijk XVI roept  de Staten-Generaal op;
  • De Staten-Generaal bestond uit alle standen;
  • De 1e stand had 300 leden;
  • De 2e stand had 300 leden;
  • De 3e stand had 600 leden;

Slide 11 - Slide

John Locke

Charles de Montesquieu
De Koning krijgt de macht uit handen van het volk;
De macht moet worden verdeeld over drie machten;
Koning mag worden afgezet als het volk ontevreden is;
De koning voert de wetten uit maar mag geen wetten maken of rechtspreken;
De rechter straft iedereen die zich niet aan de wet houdt. Ook de koning en ministers;

Slide 12 - Drag question

Wat was de reactie van vorsten op de nieuwe verlichte ideeën?
A
Positief, ze namen ze meteen over;
B
Neutraal, ze vonden er niet zoveel van maar lieten de verlichte denkers hun gang gaan;
C
Positief, maar namen de ideeën niet over;
D
Negatief, de vorsten verboden de nieuwe ideeën en lieten de verlichte denkers opsluiten of verbannen;

Slide 13 - Quiz

Stemmen per stand of per hoofd
  • Stemmen per hoofd: stemmen per lid van de Staten-Generaal;


  • Stemmen per stand: elke stand stemt gezamenlijk;


Voor
Tegen
562
638
Voor
Tegen
2
1

Slide 14 - Slide

De Revolutie
  • De 3e stand en sommigen uit de 1e stand richtten de Nationale Vergadering op;
  • Na de val van de Bastille erkent de Koning deze volksvertegenwoordiging;
  • De nieuwe volksvertegenwoordiging zet de Koning af;
  • Edelen vluchten uit angst voor de guillotine naar het buitenland;

Slide 15 - Slide

Girondijnen en Jacobijnen
  • Girondijnen: de gematigde bourgeoisie, verbeterde de omstandigheden van de armen niet;

  • Jacobijnen: radicalen, beloofde verbetering. Dit liep uit op de Terreur onder leiding van Robespierre van;

Slide 16 - Slide

Welke uitspraak is juist?
1: Stemmen per stand is dat elke stand gezamenlijk stemt;
2: Stemmen per hoofd is eerlijker omdat niet iedereen de mening van zijn stand deelt;
A
1 is juist, 2 is onjuist;
B
1 is juist, 2 is juist;
C
1 is onjuist, 2 is juist;
D
1 is onjuist, 2 is onjuist;

Slide 17 - Quiz

De periode waarin de Jacobijnen de macht hadden heet...?

Slide 18 - Open question

Napoleon
  • Na de Terreur neemt het Directoire het over;
  • Ze veranderde de omstandigheden niet, de oorlogen gingen slecht, soldaten trokken plunderend rond, voedselprijzen en belastingen stegen. Dit zorgde voor onvrede.
  • Napoleon was erg populair door zijn successen in de oorlog;
  • Napoleon speelde in op de onvrede en pleegde een staatsgreep;

Slide 19 - Slide

Napoleon
  • Napoleon vestigde een dictatuur, hij had de absolute macht;
  • Hij gaf alle burgers grondrechten, zoals vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst. Voerde de Code Napoléon in;
  • Verspreidde de revolutie door Europa door middel van oorlog. Verbood handel met Groot-Brittannië, het continentaal stelsel.

Slide 20 - Slide

Waarom was Napoleon zo populair?
A
Door zijn successen in de oorlog tegen Pruisen en de Republiek;
B
Zijn succes in de oorlog tegen Rusland;
C
Zijn pogingen om van Frankrijk een democratie te maken;
D
Doordat hij het katholieke geloof verdedigde;

Slide 21 - Quiz

Wat hield het continentaal stelsel in?

Slide 22 - Open question

Volgende week!
- Toets op woensdag 27 januari;
- Leer paragraaf 1-5 en de aantekeningen van deze les;

- Vragen over de leerstof? Mail ons!
mvarenhout@tvo-rotterdam.nl
avreugenhil@tvo-rotterdam.nl
dverlee@tvo-rotterdam.nl

Succes met leren!

Slide 23 - Slide