Herhaling § 4.1 + behandelen § 4.2

§ 3.1 De Uittocht
Welkom klas 2VMA

Nodig: laptop + boek + pen
1 / 46
next
Slide 1: Slide
LevensbeschouwingMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 46 slides, with text slides.

Items in this lesson

§ 3.1 De Uittocht
Welkom klas 2VMA

Nodig: laptop + boek + pen

Slide 1 - Slide

Lesprogramma
-> Herhaling: kahoot § 4.1

-> De tijd tikt door....

-> Opdrachten.....

-> Volgende les

Slide 2 - Slide

Lesprogramma
-> Herhaling: kahoot § 4.1

-> De tijd tikt door....

-> Opdrachten.....

-> Volgende les

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Slide

Slide 13 - Slide

Slide 14 - Slide

Slide 15 - Slide

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Slide

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

11. Mozes zei echter tegen God: Wie ben ik, dat ik naar de farao zou gaan en de Israëlieten uit Egypte zou leiden?
12. En Hij zei: Voorzeker, Ik zal met u zijn, en dit zal voor u het teken zijn dat Ík u gezonden heb: Als u het volk uit Egypte geleid hebt, zult u God dienen op deze berg.
13. En Mozes zei tegen God: Zie, wanneer ik bij de Israëlieten kom en tegen hen zeg: De God van uw vaderen heeft mij naar u toe gezonden, en zij mij zeggen: Wat is Zijn Naam? Wat moet ik dan tegen hen zeggen?
14. En God zei tegen Mozes: IK BEN DIE IK BEN. Ook zei Hij: Dit moet u tegen de Israëlieten zeggen: IK BEN heeft mij naar u toe gezonden.                                            
opdr. 
7a-c

Slide 26 - Slide

18 Dan zullen zij naar uw stem luisteren, en u zult gaan, u en de oudsten van Israël, naar de koning van Egypte, en u moet tegen hem zeggen: De HEERE, de God van de Hebreeën, is naar ons toe gekomen. Nu dan, laat ons toch drie dagreizen ver de woestijn intrekken, opdat wij de HEERE, onze God, offers brengen.
19. Maar Ík weet dat de koning van Egypte u niet zal laten gaan, ook niet door een sterke hand.
20. Daarom zal Ik Mijn hand uitstrekken en Egypte treffen met al Mijn wonderen die Ik te midden daarvan doen zal. Daarna zal hij u laten gaan.
21. En Ik zal dit volk genade geven in de ogen van de Egyptenaren. En het zal gebeuren dat u, als u weggaat, niet met lege handen gaat.    
22. Elke vrouw moet aan haar buurvrouw en aan haar huisgenote zilveren en gouden voorwerpen vragen, en kleren, die u uw zonen en dochters te dragen moet geven. Zo zult u Egypte beroven.                                        
opdr. 
7d-e

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Slide

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

6 Daarom gaf de farao op diezelfde dag het bevel aan de slavendrijvers onder het volk en de voormannen ervan:
7. U mag voortaan geen stro meer aan het volk verstrekken om de bakstenen te maken, zoals voorheen. Laten zij zelf maar stro gaan verzamelen.
8. En het aantal bakstenen dat zij voorheen maakten, moet u hun nu ook weer opleggen. U mag daarvan niets afdoen, want zij zijn lui. Daarom roepen zij: Laat ons gaan! Laat ons offers brengen aan onze God!
9. Het werk moet zo zwaar op die mannen drukken dat zij dat blijven doen en geen aandacht schenken aan leugenachtige woorden.                                       
opdr. 
8a

Slide 39 - Slide

19. Toen zagen de voormannen van de Israëlieten dat het er slecht met hen voorstond, omdat men zei: U mag niets afdoen van uw bakstenen, van de per dag opgelegde hoeveelheid.
20. Toen zij bij de farao weggingen, troffen zij Mozes en Aäron aan, die hen op stonden te wachten.
21. En zij zeiden tegen hen: Moge de HEERE op u toezien en moge Hij oordelen, omdat u ons in een kwade reuk gebracht hebt bij de farao en bij zijn dienaren, door hun een zwaard in handen te geven om ons te doden.                              
opdr. 
8b

Slide 40 - Slide

23 Ja, vanaf het ogenblik dat ik naar de farao gegaan ben om in Uw Naam te spreken, heeft hij dit volk kwaad gedaan en U hebt Uw volk helemaal niet gered.
24. Toen zei de HEERE tegen Mozes: Nu zult u zien wat Ik de farao zal aandoen. Voorzeker, door een sterke hand zal hij hen laten gaan, ja, door een sterke hand zal hij hen uit zijn land verdrijven.                        
opdr. 
8c

Slide 41 - Slide

29. Toen zei Mozes voor het aangezicht van de HEERE: Zie, ik ben niet welbespraakt. Waarom zou de farao dan naar mij luisteren?                       
opdr. 
8d

Slide 42 - Slide

1 Toen zei de HEERE tegen Mozes: Zie, Ik heb u voor de farao tot een god gemaakt en uw broer Aäron zal uw profeet zijn.
2. Ú moet alles wat Ik u gebieden zal tegen Aäron zeggen, en Aäron, uw broer, moet tot de farao spreken, dat hij de Israëlieten uit zijn land moet laten gaan.
3. Maar Ík zal het hart van de farao verharden en Mijn tekenen en Mijn wonderen in het land Egypte talrijk maken.
4. De farao zal niet naar u luisteren, maar Ik zal Mijn hand op Egypte leggen en Mijn legers, Mijn volk, de Israëlieten, uit het land Egypte wegleiden onder zware strafgerichten.
5. Dan zullen de Egyptenaren weten dat Ik de HEERE ben, als Ik Mijn hand over Egypte uitstrek en de Israëlieten uit hun midden wegleid.                    
opdr. 
8e

Slide 43 - Slide

Slide 44 - Slide

2 en zodat u ten aanhoren van uw kinderen en uw kleinkinderen kunt vertellen wat Ik in Egypte heb aangericht, en wat Mijn tekenen waren die Ik onder hen verricht heb. Dan zult u weten dat Ik de HEERE ben.              
opdr. 
9b

Slide 45 - Slide

Lesprogramma
-> Herhaling: kahoot § 4.1

-> De tijd tikt door....

-> Opdrachten.....

-> Volgende les
Dinsdag 21 mei 2024
Leren: § 4.1 + § 4.2
(af)maken: opdr. 9a.
                     (link online bijbel                              toegevoegd in Som)

Slide 46 - Slide