Examentraining 4M Water, Zuren, Basen en Chemische reacties

Examentraining 


Water
Zuren
Basen
1 / 39
next
Slide 1: Slide
ScheikundeMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 39 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Examentraining 


Water
Zuren
Basen

Slide 1 - Slide

Water
Er zijn verschillende vormen van water
- Grondwater
- Regenwater
- Zeewater
- Oppervlaktewater
- Gedestilleerd water

In water zitten mineralen: Dit zijn ionen (Tabel 35)
De ene watersoort heeft meer ionen dan een ander

Slide 2 - Slide

Additieven
Aan voedsel worden vaak E-nummers toegevoegd. Deze maken het voedsel lekkerder of langer houdbaar.

Slide 3 - Slide

Hard water
We noemen water met veel Magnesium of calciumionen hard water.

Hard water zorgt voor:
- kalkaanslag bij verwarmen (dit heet ketelsteen)
- kalkzeep (hierbij reageert hard water met zeep)
- je hebt meer zeep nodig (hard water reageert met zeep)

Slide 4 - Slide

Ontharden
  • koken van water
  • ionenwisselaar (Mg2+ en Ca ionen vervangen voor Na+ ionen)
  • waterontharder
  • neerslagreactie 

Slide 5 - Slide

Hoe noem je de neerslag die ontstaat wanneer hard water wordt verwarmd
A
ketelsteen
B
kalkzeep
C
calcium
D
kalk

Slide 6 - Quiz

Zuren en basen
0---------------------------------7--------------------------------14
Zuur                                                Neutraal                                          Basisch

De pH bepaalt de zuurgraad. Je kan deze meten met een
- indicator (zie binas T36)
- pH meter
- universeel indicator papier
- lakmoespapier
  • rood lakmoespapier: blijft rood in zuur en wordt blauw in basisch
  • blauw lakmoespapier: wordt rood in zuur en blijft blauw in basisch


Slide 7 - Slide

Zuren H+
Het zuurdeeltje maakt een oplossing zuur. Dit is H+
Er zijn vele zuren te vinden waarin dit deeltje zit.
  • Waterstofchloride/zoutzuur genoemd HCl
  • Salpeterzuur HNO3
  • Azijnzuur HAc
  • Zwavelzuur H2SO4
  • Koolzuur H2CO3

Je krijgt  losse ionen bij oplossing in water (aq).  Het andere ion (dan de H+) heet het zuurrestion.

Slide 8 - Slide

Geef de reactievergelijking
van zoutzuur opgelost in water

Slide 9 - Slide

Wat is de formule van Zwavelzuur
A
HCl
B
H2SO4
C
H2CO3
D
HAc

Slide 10 - Quiz

Basen
In tegenstelling tot zuren, zijn er bij basen wel 4 deeltjes die een oplossing basisch kunnen maken
  • Hydroxide OH-
  • Carbonaat CO32-
  • Oxide O2-
  • Ammoniak NH3 (deze heet ammonia, wanneer de toestand Aq is)

Slide 11 - Slide

Basen
Deze deeltjes vindt je terug in vele basen. 

Pas als je ze oplost in water krijg je de losse deeltjes terug. 

Natronloog = oplossing van Natriumhydroxide
Kaliloog = oplossing van kaliumhydroxide

Slide 12 - Slide

Welke van deze deeltjes is niet basisch?
A
NH4 +
B
NH3
C
OH-
D
O2-

Slide 13 - Quiz

Welke deeltjes vind je terug in natronloog
A
Ca2+ en OH-
B
K+ en OH-
C
Na+ en OH-
D
Na+ en O2-

Slide 14 - Quiz

Zuur-base reacties
Als het zuurdeeltje met een basedeeltje reageert, krijgt je een zuur-base reactie. Hierbij ontstaan neutrale stoffen.
H+ (aq) + OH-(aq) --> H2O (l)
2H+ (aq) + O2-(aq) --> H2O (l)
2H+ (aq) + CO32-(aq) --> H2O (l) + CO2 (g) ( + Ca2+ )
H+ (aq) + NH3 (aq)--> NH4+ (aq)


Slide 15 - Slide

H+ reageert met carbonaat. Welke deeltjes ontstaat hierbij?
A
Water en koolstofdioxide
B
Water
C
Koolstofdioxide
D
Ammonium

Slide 16 - Quiz

Chemische reactie
Bij een chemische reactie verdwijnen de beginstoffen en ontstaan nieuwe reactieproducten
Er zijn vele soorten reacties, maar je moet de volgende kennen
  • zuur-base reacties: met een zuur en een base deeltje
  • neerslagreacties: tussen ionen uit tabel 35
  • ontleding: fotolyse, elektrolyse of thermolyse
  • verbranding: met zuurstof

Slide 17 - Slide

Titreren
  1. Voeg je zuur toe met extra water en een indicator (fenolftaleïne)
  2. Lees je beginstand in je buret af
  3. Voeg druppelsgewijs de basische oplossing in de buret toe
  4. Stop met toevoegen zodra de kleur blijvend is veranderd
  5. Lees de eindstand af

Slide 18 - Slide

bepalen hoeveelheid zuur in oplossing
Door titratie kun je nagaan hoeveel zuur er in een oplossing/product zit. Je voert een zuur-base reactie uit:
  • H+-ionen in de zure oplossing worden door base geneutraliseerd
  • Indicator nodig om te bepalen of alle H+ heeft gereageerd, de oplossing dus neutraal is
  • titratie uitvoeren met injectiespuit (minder nauwkeurig) of buret (nauwkeurig)

Slide 19 - Slide

uitvoeren titratie
Je voert altijd 2 titraties uit:
  • titratie 1 bepaal je hoeveel ml base nodig is voor een bekende zuur oplossing
  • titratie 2 bepaal je hoeveel ml base nodig is voor een onbekende zuur oplossing
  • altijd een geschikte indicator toevoegen

Slide 20 - Slide

Hoe bereken je de sterkte van je zuur?
  • Je begint met 1 mL azijn
  • 1,0 mL komt overeen met
                     1,2 mg azijnzuur

Hoeveel azijnzuur zit in je oplossing?
natronloog (mL)
azijnzuur (mg)

Slide 21 - Slide

Titreren
1: afmeten van een aantal mL  zuur van bekende sterkte
2: indicator toevoegen
3: .. mL base toevoegen tot het omslagpunt van de indicator
4: afmeten van hetzelfde aantal mL zuur van onbekende sterkte
5: .. mL base toevoegen tot het omslagpunt van de indicator
6: uitkomsten in een verhoudingstabel zetten 
7: rekenen

Slide 22 - Slide

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Gegeven:
Bij de bekende sterkte van 70 mg/ml is 6,3 ml OH- toegevoegd

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Slide 31 - Slide

Oefenen examenvragen

Slide 32 - Slide

Examenvraag

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Slide

Slide 35 - Slide

Slide 36 - Slide

Slide 37 - Slide

Slide 38 - Slide

Slide 39 - Slide