GRAMMATICA WOORDSOORTEN §8 Telwoord

GRAMMATICA WOORDSOORTEN §8 Telwoord
1 / 29
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 29 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

GRAMMATICA WOORDSOORTEN §8 Telwoord

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

Leerdoelen
Aan het einde van de les kun je telwoorden herkennen.
Aan het einde van de les weet je het verschil tussen bepaalde en onbepaalde hoofd- en rangtelwoorden.
Aan het einde van de les kun je de vier soorten telwoorden benoemen en toepassen.

Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Wat weet je al over telwoorden?

Slide 3 - Mind map

This item has no instructions

Definitie van telwoorden
Telwoorden zijn woorden die een hoeveelheid of een volgorde aangeven.

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Definitie van telwoorden
  • Bepaald hoofdtelwoord: noemt een precies aantal of een precieze hoeveelheid, zoals 'dertien' of 'een vijfde'. 
  • Onbepaald hoofdtelwoord: noemt een onduidelijk aantal of een onduidelijke hoeveelheid, zoals 'enkele' of 'veel'. 
  • Bepaald rangtelwoord: noemt een duidelijke plaats in een volgorde, zoals 'eerste' of 'negende'. 
  • Onbepaald rangtelwoord: noemt een onduidelijke plaats in een rij, zoals 'middelste' of 'laatste'.

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

Oefeningen
Oefeningen om het herkennen van telwoorden in zinnen te trainen.

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

Welk woord is een bepaald rangtelwoord?
A
veelste
B
andere
C
weinige
D
derde

Slide 7 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is een onbepaald rangtelwoord?
A
eerste
B
vijfde
C
laatste
D
enkele

Slide 8 - Quiz

This item has no instructions

Welk voorbeeld past bij een onbepaald rangtelwoord?
A
Een, enkele, veel.
B
Derde, vijfde, tiende.

Slide 9 - Quiz

This item has no instructions

Welk voorbeeld past bij een bepaald rangtelwoord?
A
Een, enkele, veel.
B
Derde, vijfde, tiende.

Slide 10 - Quiz

This item has no instructions

Wat kenmerkt een onbepaald rangtelwoord?
A
Het verwijst naar een specifiek item.
B
Het verwijst naar een niet-specifiek item.

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

Wanneer gebruik je een bepaald rangtelwoord?
A
Bij het aangeven van een specifieke volgorde.
B
Bij het aangeven van een willekeurige volgorde.

Slide 12 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een onbepaald en bepaald rangtelwoord?
A
Een bepaald rangtelwoord verwijst naar een specifiek item.
B
Een onbepaald rangtelwoord verwijst naar een specifiek item.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het rangtelwoord in de zin 'Hij eindigde op de derde plaats'?
A
Hij
B
Eindigde
C
Derde

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het hoofdtelwoord in de zin 'Er zijn acht appels'?
A
Acht
B
Er
C
Zijn

Slide 15 - Quiz

This item has no instructions

Hoe wordt 'twaalfde' geclassificeerd?
A
Als een hoofdtelwoord
B
Als een rangtelwoord
C
Als een bijvoeglijk naamwoord

Slide 16 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het verschil tussen een hoofdtelwoord en een rangtelwoord?
A
Een hoofdtelwoord is groter dan een rangtelwoord.
B
Een hoofdtelwoord geeft aan hoeveel, een rangtelwoord geeft de volgorde aan.
C
Een rangtelwoord wordt gebruikt bij tellingen, een hoofdtelwoord bij volgordes.

Slide 17 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een hoofdtelwoord?
A
Vier
B
Derde
C
Zeven
D
Vijfde

Slide 18 - Quiz

This item has no instructions

Wat is het kenmerk van een bepaald hoofdtelwoord?
A
specifiek
B
negatief
C
onbepaald
D
meervoudig

Slide 19 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is een bepaald hoofdtelwoord?
A
vijf
B
sommige
C
enkele
D
geen

Slide 20 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een voorbeeld van een onbepaald hoofdtelwoord?
A
die
B
deze
C
sommige
D
veel

Slide 21 - Quiz

This item has no instructions

Wat is een onbepaald hoofdtelwoord?
A
vele
B
vier
C
enkele
D
twee

Slide 22 - Quiz

This item has no instructions

Wat is geen voorbeeld van een hoofdtelwoord?
A
geen
B
twee
C
snel
D
negen

Slide 23 - Quiz

This item has no instructions

Welk woord is een onbepaald hoofdtelwoord?
A
alle
B
vijf
C
ander
D
sommige

Slide 24 - Quiz

This item has no instructions


Slide 25 - Open question

This item has no instructions

Maak opdracht 6 voor komende les.


(blz. 221 of online)

Slide 26 - Slide

This item has no instructions

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

Slide 27 - Open question

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

Slide 28 - Open question

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

Slide 29 - Open question

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.