This lesson contains 50 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
Slide 2 - Slide
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 3 - Quiz
Het object uit de afbeelding is een .......
A
Natuurlijke lichtbron
B
Kunstmatige lichtbron
C
Geen lichtbron
Slide 4 - Quiz
Een voorbeeld van een natuurlijke lichtbron is
A
Zaklamp
B
Maan
C
Vuurvliegje
D
Kaars
Slide 5 - Quiz
Er zijn natuurlijke en kunstmatige lichtbronnen.
Selecteer de juiste lichtbron in de tweede kolom.
planeet
kaars
bosbrand
ster
straatlantaarn
televisie
kunstmatige lichtbron
kunstmatige lichtbron
kunstmatige lichtbron
kunstmatigelichtbron
natuurlijke lichtbron
natuurlijke lichtbron
Slide 6 - Drag question
In de foto zie je de schaduw van een hand die door twee lampjes wordt verlicht. Wat voor schaduw is er bij 2 ?
A
Halfschaduw
B
Kernschaduw
Slide 7 - Quiz
We zetten een lampje aan in het bos. We lopen steeds verder van de lamp, het licht van de lamp zie je steeds minder goed. We zeggen dan dat het licht steeds ......... wordt.
Slide 8 - Open question
Het licht dat op een voorwerp valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Je ziet het voorwerp wanneer een deel van dit teruggekaatste licht in je ogen terechtkomt. Hoe noem je deze terugkaatsing? Deze terugkaatsing noem je...……………………………...
Slide 9 - Open question
Een bal is geen lichtbron. Toch zie je de bal. Welke bewering is juist?
A
Ieder voorwerp zend een klein beetje licht uit. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
B
Het licht dat op de bal valt, wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
C
Je ogen zenden licht uit. Een deel ervan komt op de bal terecht. en wordt in alle richtingen teruggekaatst. Een deel van dit licht komt in je ogen terecht.
Slide 10 - Quiz
Een voorwerp dat zelf geen licht geeft, kaatst licht diffuus terug. Wat is de betekenis van 'diffuse terugkaatsing'?
A
terugkaatsing in alle richtingen
B
terugkaatsing in één richting
Slide 11 - Quiz
Bekijk de afbeelding. Wat is in deze afbeelding met rode pijlen getekend?
A
de buitenste lichtstralen die een lamp uitzendt
B
de eerste lichtstralen die worden tegengehouden door de auto
C
de lichtstralen die net niet worden tegengehouden door de auto
D
het schaduwgebied
Slide 12 - Quiz
Hoe noemen we de stralen die hier met een rode pijl zijn getekend?
Slide 13 - Open question
Een tafel wordt verlicht door twee hanglampen. Als je je hand boven de tafel houdt, zie je verschillende schaduwen. Hoe noem je de donkere schaduw in het midden? Dit noem je de ............….........schaduw.
Slide 14 - Open question
De schaduw aan de linker en rechterkant noem je
A
Kernschaduw
B
Lichtschaduw
C
Halfschaduw
D
Randstralen
Slide 15 - Quiz
Schrijf op wat de spiegelwet is.
Slide 16 - Open question
Hoe heet de lijn die loodrecht op de spiegel staat?
A
De normaal
B
Hoek van inval
C
Hoek van terugkaatsing
D
geen idee
Slide 17 - Quiz
Een lichtstraal wordt door een spiegel teruggekaatst. De hoek tussen de teruggekaatste lichtstraal en de normaal bedraagt 20 graden. Hoe groot is de hoek van inval? De hoek van inval is...………………. graden.
Slide 18 - Open question
Waarvoor gebruiken we de spiegelwet?
A
Om spiegelbeelden te kunnen tekenen
B
Dat de hoek van inval = de hoek van terugkaatsing
C
Om lichtstralen te kunnen tekenen die teruggekaatst worden door de spiegel
Slide 19 - Quiz
In de afbeelding zie je hoe een spiegel een lichtstraal gericht terugkaatst. Welke hoek is de hoek van inval?
A
hoek A
B
hoek B
C
hoek C
D
hoek D
Slide 20 - Quiz
Peter legt een spiegeltje tussen zichzelf en een paal zo (horizontaal) neer, dat hij via het spiegeltje net de punt van de paal kan zien. Welke lichtstraal is de invallende lichtstraal?
A
de straal die van de paal naar de spiegel gaat
B
de straal die van de spiegel naar de paal gaat
C
de straal die van het oog naar de spiegel gaat
D
de straal die van de spiegel naar het oog gaat
Slide 21 - Quiz
Zijn de beweringen juist of onjuist? Puck zegt: "In een spiegel zie je diepte."
A
juist
B
onjuist
Slide 22 - Quiz
Is de afstand van het voorwerp tot de spiegel gelijk aan de afstand van de spiegel tot aan het virtuele beeld?
A
Ja
B
Nee
Slide 23 - Quiz
Peter legt een spiegeltje tussen zichzelf en een paal zo (horizontaal) neer, dat hij via het spiegeltje net de punt van de paal kan zien. Welke lichtstraal is de terugkaatsende lichtstraal?
A
de straal die van de paal naar de spiegel gaat
B
de straal die van de spiegel naar de paal gaat
C
de straal die van het oog naar de spiegel gaat
D
de straal die van de spiegel naar het oog gaat
Slide 24 - Quiz
De jongen ziet het spiegelbeeld van de kaars in de spiegel. Kruis de juiste bewering aan over de punt van de vlam en zijn spiegelbeeld.
A
de punt van de vlam ligt iets dichter bij de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
B
de punt van de vlam ligt even ver van de spiegel als het spiegel beeld van de punt van de vlam
C
de punt van de vlam ligt iets verder weg van de spiegel dan het spiegel beeld van de punt van de vlam
Slide 25 - Quiz
Wat is het grote verschil tussen een spiegelbeeld en de echte wereld?
Slide 26 - Open question
Hoe heet de loodrechte lijn die je tekent daar waar een lichtstraal een spiegel raakt?
Slide 27 - Open question
Hoe noem je alle kleuren die in het licht zitten?
A
Infrarood
B
Spektakel
C
Prisma
D
Spectrum
Slide 28 - Quiz
Waarmee kun je het spectrum laten zien?
A
Trapezium
B
Driehoek
C
Kubus
D
Prisma
Slide 29 - Quiz
Het licht van een gloeilamp ervaren mensen als 'warmer' licht. Welke kleur zit hier meer in?
A
Geel
B
Groen
C
Rood
D
Violet
Slide 30 - Quiz
Welke kleuren zitten er wél meer in TL licht waardoor het 'koel' voelt
A
Violet en rood
B
Groen en geel
C
Rood en geel
D
Groen en violet
Slide 31 - Quiz
Welke kleur licht wordt door een wit papiertje weerkaatst?
A
Geel
B
Groen
C
Violet
D
Alle kleuren uit het spectrum
Slide 32 - Quiz
Deze broodtrommel staat onder een blauwe lamp. Wat zie je?
A
een zwarte broodtrommel
B
een rode broodtrommel
C
een blauwe broodtrommel
D
een magenta broodtrommel
Slide 33 - Quiz
Deze broodtrommel staat onder een rode lamp. Wat zie je?
A
een zwarte broodtrommel
B
een rode broodtrommel
C
een blauwe broodtrommel
D
een paarse broodtrommel
Slide 34 - Quiz
Een groene trui wordt beschenen door een zuiver rode lamp. Je ziet deze trui dan:
A
geel
B
groen
C
rood
D
zwart
Slide 35 - Quiz
Zwarte voorwerpen
A
weerkaatsen nauwelijks licht.
B
absorberen geen licht.
C
weerkaatsen bijna al het licht.
Slide 36 - Quiz
Infrarood licht is ...
A
alleen natuurlijk
B
alleen kunstmatig
C
zowel natuurlijk als kunstmatig
Slide 37 - Quiz
Infrarode straling is schadelijk voor de mens.
A
waar
B
niet waar
Slide 38 - Quiz
Als iets veel infrarood straling uitzendt, dan is dat voorwerp .........
A
Warm
B
Koud
Slide 39 - Quiz
Infrarood licht zit aan de ......... kant van het spectrum.
A
Linker
B
Rechter
Slide 40 - Quiz
Noem twee voorbeelden waarbij Infrarood straling word gebruikt
Slide 41 - Open question
Uv-straling is schadelijk voor de mens.
A
waar
B
niet waar
Slide 42 - Quiz
Aan welke kant van het lichtspectrum bevindt UV-straling zich