Hst. 3 - Oefenvragen

Welkom bij Nask
Klas 3 - Basis

Hoofdstuk 3
Elektriciteit in huis
1 / 22
next
Slide 1: Slide
Natuurkunde / ScheikundeMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Welkom bij Nask
Klas 3 - Basis

Hoofdstuk 3
Elektriciteit in huis

Slide 1 - Slide

Planning
Volgende week vrijdag:
- Herhalingstoets Hoofdstuk 3

In de proefwerkweek:
- Schoolexamen Hoofdstuk 3 + 4

Slide 2 - Slide

Hoe heet de schakeling waarbij alle apparaten tegelijk aan/uit gaan?

Slide 3 - Open question

3.1: Stroom en schakelen
Alleen in een gesloten stroomkring loopt een elektrische stroom.

Serieschakeling
- 1 Stroomkring
- Apparaten gaan tegelijk aan en uit

Parallelschakeling
- Elk apparaat heeft een eigen stroomkring
- Apparaten kun je apart in- en uitschakelen

Slide 4 - Slide

Waarmee meet je de stroomsterkte?
A
Voltmeter
B
Amperemeter
C
Thermometer
D
Multimeter

Slide 5 - Quiz

3.1: Stroom en schakelen
Spanning meet je in Volt (V)
en met een Voltmeter (parallel).


Stroomsterkte meet je in Ampère (A)
en met een Ampèremeter (serie).

Slide 6 - Slide

Reken om:
20 mA = ......... A
A
20 A
B
0,20 A
C
0,020 A
D
20000 A

Slide 7 - Quiz

Welke waarde
geeft deze
voltmeter aan?
A
24 Volt
B
12 Volt
C
2,4 Volt
D
0 Volt

Slide 8 - Quiz

Noem 3 voorbeelden van een isolator

Slide 9 - Open question

3.2: Weerstand
Weerstand -> houdt de elektronen tegen. 

Geleiders hebben een kleine weerstand.

Isolatoren hebben een grote weerstand.

IJzer
Koper
Aluminium
Koolstof
Rubber
Steen
Kunststof
Glas

Slide 10 - Slide

Bij een spanning van 18 V wordt een stroomsterkte van 0,3 A gemeten. Bereken de weerstand.

Slide 11 - Open question

3.2: Weerstand
De weerstand (R) meet je in Ohm 
Je meet de weerstand met een multimeter. 

Weerstand = Spanning : Stroomsterkte          
R = U : I

Voorbeeld: 
Weerstand = 230 V : 2 A = 115 Ohm

Slide 12 - Slide

Bij een spanning van 18 V wordt een stroomsterkte van 0,3 A gemeten. Bereken het vermogen.

Slide 13 - Open question

3.3: Elektriciteit gebruiken
Het vermogen is de energie die per seconde wordt omgezet. 
De eenheid van vermogen is Watt (W).

Vermogen = Spanning x Stroomsterkte       P = U x I

Voorbeeld:
Vermogen = 230 V x 3 A = 690 W

Slide 14 - Slide

3.3: Elektriciteit gebruiken
Het energieverbruik wordt in de meterkast gemeten.
De eenheid van energieverbruik is Kilowattuur (kWh).

Energie = Vermogen x Tijd                                 E = P x t

Voorbeeld: 
Energie = 2 kW x 3 uur = 6 kWh

Slide 15 - Slide

Waarom heeft een LED-lamp een hoger rendement dan een gloeilamp?

Slide 16 - Open question

3.3: Elektriciteit gebruiken
Het rendement is het percentage nuttige energie. 

Rendement = (Nuttige energie : Totale energie)  x 100

Voorbeeld: 
Een gloeilamp van 60 W geeft 3 W aan licht.
Rendement = (3 : 60) x 100 = 5%

Slide 17 - Slide

Hoe herken je randaarde en wat doet het?

Slide 18 - Open question

3.4: Een veilige stroomkring
Groepen
Afzonderlijke stroomkringen in huis. 
Als 1 groep uitvalt, blijven de andere groepen gewoon werken.

Overbelasting
Als er teveel apparaten binnen 1 groep aanstaan. 
Maximaal 16 Ampère
Groep wordt uitgeschakeld door een automatische zekering.

Slide 19 - Slide

3.4: Een veilige stroomkring
Kortsluiting
Als twee stroomdraden elkaar raken.
Groep wordt uitgeschakeld door een automatische zekering.


Aardlekschakelaar
Schakelt de stroom in het hele huis uit. 

Slide 20 - Slide

3.4: Een veilige stroomkring
Randaarde
Voert lekkende stroom af naar de aarde.


Dubbele isolatie
Een extra beschermingslaag van kunststof.

Slide 21 - Slide

Zelfstandig werken
Leren - Hoofdstuk 3

Maken - ONLINE Oefentoets Hst. 3

Succes allemaal!! Voor vragen spreek ik jullie in Teams

Slide 22 - Slide