K3 herhaling H7
Wat bereken je eigenlijk bij het oplossen van een vergelijking?
A
Bij welk getal de uitkomst van 2 formules het hoogste zijn.
B
Bij welk getal de uitkomst van 2 formules het laagste zijn.
C
Bij welk getal de uitkomst van 2 formules gelijk zijn.
1 / 30
Items in this lesson
Wat bereken je eigenlijk bij het oplossen van een vergelijking?
A
Bij welk getal de uitkomst van 2 formules het hoogste zijn.
B
Bij welk getal de uitkomst van 2 formules het laagste zijn.
C
Bij welk getal de uitkomst van 2 formules gelijk zijn.
Slide 1 - Quiz
Een vergelijking oplossen wil zeggen dat je ....
A
...het antwoord invult.
B
...op zoek gaat naar het getal dat de vergelijking kloppend maakt.
Slide 2 - Quiz
Los op met inklemmen betekent:
A
Getallen invullen in de formule
B
Getallen invullen om tot de juiste uitkomst te komen (=gokken)
C
Een vergelijking oplossen
Slide 3 - Quiz
Formules
Vergelijkingen
Sleep de formules en de vergelijkingen naar het juiste vak!
12 = 4 x w - 20
b = 2 x w - 40
b = 20 x w - 4
2 x w - 40 = 12
12 x w + 20 = b
Slide 4 - Drag question
Sleep nu zelf de onderdelen van een pijlenketting naar de juiste plek, voor de vergelijking:
27 - 3 x a = 12
a
12
x -3
+ 27
. . .
Slide 5 - Drag question
Slide 6 - Slide
Slide 7 - Slide
Slide 8 - Slide
Slide 9 - Slide
Slide 10 - Slide
Slide 11 - Slide
Slide 12 - Slide
Slide 13 - Slide
Los de vergelijkingen op
p2 + 10 = 19
p2 + 4 = -1
p2 + 7 = 7
p2 - 12 = 13
p2 + 4 = -1
p2 + 7 = 7
p2 - 12 = 13
of
of
p = 3
Geen oplossing
p = 0
p = 5
p = -5
p = -3
Slide 14 - Drag question
Hoeveel oplossingen heeft deze kwadratische vergelijking?
A
2 oplossingen
B
1 oplossing
C
geen oplossingen
D
weet ik niet
Slide 15 - Quiz
Hoeveel oplossingen heeft de vergelijking:
x2+16=0
A
0
B
1
C
2
D
3
Slide 16 - Quiz
Hoeveel oplossingen heeft de volgende vergelijking?
x2−9=55
A
1
B
2
C
0
D
3
Slide 17 - Quiz
Zet in de goede volgorde.
Hoe bereken je de oplossing van een vergelijking?
Maak een pijlenketting.
Maak een omgekeerde pijlenketting.
Bereken de oplossing.
Controleer je antwoord met de formule.
Slide 18 - Drag question
Los op
Rond je antwoord af op 2 decimalen
Geef je antwoord zo: x=antwoord
Rond je antwoord af op 2 decimalen
Geef je antwoord zo: x=antwoord
x2−13=19
Slide 19 - Open question
Los op
Rond je antwoord af op 2 decimalen
Geef je antwoord zo: x=antwoord
Rond je antwoord af op 2 decimalen
Geef je antwoord zo: x=antwoord
5x2−3=−3
Slide 20 - Open question
Los op
Rond je antwoord af op 2 decimalen
Geef je antwoord zo: x=antwoord
Rond je antwoord af op 2 decimalen
Geef je antwoord zo: x=antwoord
5x2+10=35
Slide 21 - Open question
Slide 22 - Slide
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Slide
Slide 25 - Slide
Slide 26 - Slide
Slide 27 - Slide
De grafiek hoort de formule
Vind door gebruik te maken van inklemmen het x-coördinaat van het linker snijpunt en rond eventueel af op 1 decimaal
Vind door gebruik te maken van inklemmen het x-coördinaat van het linker snijpunt en rond eventueel af op 1 decimaal
y=x2−2x
Slide 28 - Open question
De grafiek hoort de formule
Vind door gebruik te maken van inklemmen het x-coördinaat van het rechter snijpunt en rond eventueel af op 1 decimaal
Vind door gebruik te maken van inklemmen het x-coördinaat van het rechter snijpunt en rond eventueel af op 1 decimaal
y=x2−2x
Slide 29 - Open question
Los de volgende vergelijking op met inklemmen:
2 + 3,50t = 37
2 + 3,50t = 37
A
t = 10
B
t = 7
C
t = 8
D
t = 11
