1. De kinderen vertrokken (beide/beiden) op tijd van huis.
2. De puppy's liggen bij moeder in de mand. Sommige/Sommigen kruipen bijna onder moeder.
3. De meeste/meesten voetballers zijn blij met een winterstop, maar enkele/enkelen zouden het liefst doorgaan.
4. Zij zijn de enige/enigen die toegang hebben tot deze kluis.